Brandveilig ontwerpen, dimensioneren en beoordelen van staalconstructies

Brandveilig ontwerpen, dimensioneren en beoordelen van staalconstructies

Brandveilig ontwerpen, dimensioneren en beoordelen van staalconstructies

Brandveilig ontwerpen, dimensioneren en beoordelen van staalconstructies

Brandveilig ontwerpen, dimensioneren en beoordelen van staalconstructies

Brandveilig ontwerpen, dimensioneren en beoordelen van staalconstructies

Brandveilig ontwerpen, dimensioneren en beoordelen van staalconstructies

Brandveilig ontwerpen, dimensioneren en beoordelen van staalconstructies

Brandveilig ontwerpen, dimensioneren en beoordelen van staalconstructies

Brandveilig ontwerpen, dimensioneren en beoordelen van staalconstructies

Actua

Brandveiligheid kun je leren

4 maart 2024

Zelfstandig óf in teamverband effectieve en economische oplossingen bedenken, uitwerken en onderbouwen voor de brandveiligheid van uw bouwproject. Dat gaat u (nog) beter af na het volgen van de cursus Brand en brandveiligheid van staal- en staal-betonconstructies van Bouwen met Staal.

Tijdens de driedelige cursus – op 4, 11 en 18 april a.s. in Utrecht– geven Ralph Hamerlinck (brandveiligheidsadviseur bij Bouwen met Staal en Adviesbureau Hamerlinck) en Rob Stark (directielid en constructeur bij IMd Raadgevende Ingenieurs) uitvoerig maar pragmatisch tekst en uitleg over de belangrijke aspecten van het brandveilig ontwerpen en detailleren van utiliteits- en industriegebouwen met een draagconstructie van staal- of staal-beton.

Ralph Hamerlinck belicht de brandveiligheidseisen voor utiliteits- en industriegebouwen volgens het nieuwe Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en de brandwerendheidseisen voor draagconstructies. Aansluitend presenteert hij de mogelijkheden voor het (indien nodig) verhogen van de constructieve brandwerendheid, bijvoorbeeld via een brandwerende coating of (over)dimensionering van constructiedelen.

Dat de cursus zich vooral leent voor constructeurs (bij ingenieursbureaus, (staal)bouwbedrijven en bouwtoezicht), wordt bevestigd door de ruime aandacht voor het berekenen van de brandwerendheid volgens de Eurocodes. Ralph Hamerlinck behandelt het rekenen aan staalconstructies, Rob Stark (constructeur en directeur bij IMd Raadgevende Ingenieurs) neemt de staal-betonconstructies voor zijn rekening.

Daartoe behoren ook de staalplaat-betonvloeren op stalen liggers. Bij dit vloertype treedt tijdens brand veelal membraanwerking op. Tijdens de brand gaat de stalen ligger door opwarming aan de vloer ‘hangen’, waardoor de vloer de krachten herverdeelt over de naburige liggers. Met MACS+ is dit ‘natuurlijke fenomeen’ mee te nemen in de brandberekening. Deze methode, ontwikkeld door CTICM, ArcelorMittal en Bouwen met Staal, gaat uit van het gedrag tijdens brand van de vloer als een systeem van elementen (liggers, deuvels, vloerplaten, betondek) die met elkaar verbonden zijn én op elkaar reageren. Hierdoor kan met MACS+ op een integrale en realistische manier worden vastgesteld waar de vloerconstructie echt aanvullende brandwerende bescherming nodig heeft, waar ’t achterwege kan blijven of waar ’t met minder toe kan. Tijdens de cursus wordt de MACS+-methode gedemonstreerd.
De methode is verwerkt in het computerprogramma MACS+. De actuele versie daarvan (3.0.4) en bijbehorende documentatie, waaronder een ontwerphandleiding en werkvoorbeeld, zijn gratis te downloaden via www.brandveiligmetstaal.nl.

  • Foto: verzamelgebouw Accelerator, Utrecht Science Park (cepezed, © Lucas van der Wee).

Veiligheid voorop bij energietransitie

23 februari 2024

Bij alle plannen en activiteiten om Nederland te laten overstappen op duurzame energie behoort veiligheid een meer prominente rol te spelen dan tot nu toe het geval is. Dat stelt het Staatstoezicht op de Mijnen in haar jongste jaarplan.

Vooral bij projecten met een experimenteel karakter, in het bijzonder projecten met waterstof, zijn de eventuele veiligheidsrisico’s lang niet altijd voldoende duidelijk, meent Staattoezicht op de Mijnen (SodM). Zo is vaak nog niet helder waar en in welke hoeveelheden waterstof op een verantwoorde manier is op te slaan. Waterstof wordt in de huidige praktijk doorgaans opgeslagen als gecomprimeerd gas in hogedrukvaten of -cilinders. Naast bovengronds is ook ondergrondse opslag mogelijk, bijvoorbeeld in een voormalig olie- of gasveld.

Pleitbezorgers van de overgang naar waterstof zien veel brood in opslag in ondergrondse holtes die voorkomen in de zoutlagen in de bodem. Dergelijke leemten zijn bijvoorbeeld te vinden in de provincie Groningen. De nationale toezichthouder zet kanttekeningen bij dit optimisme. ‘Hoeveel cavernes op bepaalde locaties mogelijk zijn, is ook nog onzeker. Wat op de tekentafel in een zoutlaag in te tekenen is, hoeft nog niet in de praktijk op een veilige manier te realiseren zijn’.

SodM wil dan ook dat veiligheid en mogelijke veiligheidsrisico’s zo vroeg mogelijk in projecten worden geadresseerd. Dan lukt ’t ook om alternatieven te bedenken en beschikbaar te hebben, als de verkozen aanpak toch te veel, onaanvaardbare risico’s met zich meebrengt. Zo zou volgens SodM de opslag van waterstof ook heel goed kunnen in de bodem van de Noordzee.

Ook bij het ontmantelen van oude installaties voor de productie van fossiele energie is extra aandacht voor de veiligheid geboden. De veiligheid rond mijnbouw- en energieprojecten is te lang uitsluitend bekeken door een ‘technische bril’. De onvrede van de Groningers rond het afbouwen van de aardgaswinning heeft die eenzijdige blik meer dan duidelijk bevestigd.

Het SodM trekt zich dat aan en wil voortaan meer oog hebben voor wat burgers merken en vinden van energieprojecten in hun naaste omgeving. In aansluiting hierop roept de instantie de gasnetbeheerders op om ook meer rekening te houden met meningen en belangen van omwonenden als ze hun netwerken uitbreiden, bijvoorbeeld voor de doorvoer van waterstof.

De rijksoverheid lijkt de SodM-oproep te hebben opgepikt. Volgende maand staat een viertal bewoners-informatiebijeenkomsten op stapel over de voorgenomen bouw van twee nieuwe kerncentrales. Hiervoor heeft het Rijk het oog laten vallen op de Eerste Maasvlakte en op Borssele. Het Zeeuwse dorp geniet de voorkeur van het kabinet, omdat daar door de aanwezigheid van de oude centrale, al faciliteiten zijn voor opslag van kernafval. Bovendien wil het kabinet de bestaande centrale liefst langer openhouden.

De eerste info-bijeenkomsten zijn op dinsdagavond 5 maart en woensdagavond 6 maart, in respectievelijk Heinkenszand en Terneuzen. Maandagavond 18 maart en woensdagavond 20 maart zijn gereserveerd voor Oostvoorne en Vlaardingen. Volgend jaar hoopt het kabinet de definitieve locatiekeuze te maken.

Gevel centraal

2 februari 2024

Fire Safety in a Sustainable Future is de naam en meteen ook het leidend thema van het internationale congres van DGMR, aankomende donderdag 21 maart in Singer Laren.

Sprekers uit binnen- en buitenland laten zich tijdens het congres uit over de consequenties van duurzaam bouwen voor de brandveiligheid in de gebouwde omgeving. Welke gevolgen dat kunnen zijn en welke impact ze kunnen hebben, daarover hoopt het DGMR-congres duidelijkheid te verschaffen via presentaties in het licht van een holistische benadering van de combinatie duurzaamheid en brandveiligheid.

Ook de nieuwste inzichten op relevante deelgebieden passeren de revue. Daarbij krijgt het deelgebied ‘gevels’ veel programmatijd toebedeeld. Logisch, want op dit gebied valt heel wat nieuws te melden.

Zo reist Wojciech Wegrzynski (ITB) af naar het event om de resultaten van grootschalige brandtesten op (groene) gevels te delen. Johan Anderson (RISE) presenteert de laatste resultaten van de ontwikkeling van een Europese grootschalige brandtest voor gevels. En Angus Law (University of Edinburgh) belicht het laatste onderzoek naar brandgedrag van gevels als systeem.

De Nederlandse bijdrage op het gevel-thema komt onder meer van de DGMR-adviseurs Rudolf van Mierlo en Paul Hoondert. Zij introduceren nieuwe methoden voor het testen van de brandveiligheid van gebouwgevels in Nederland.

Direct inschrijven

Sprinkler-kennis bijspijkeren

5 januari 2024

Dinsdag 23 januari 2024 is dé dag om uw kennis van de toepassing van sprinklerinstallaties in gebouwen te verversen en te vernieuwen. Dan organiseert VSI bij Van der Valk Utrecht het kennisseminar Waardering van sprinklers. Van 09:00 tot 17:30 uur praten diverse deskundigen u bij over de laatste relevante ontwikkelingen.

Zo stelt Sjoerd Bakx (Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties) u in kennis van de stand van zaken rond het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), de beoogde opvolger van het Bouwbesluit. Joost Ebus en Arjen Barreveld (NIPV) belichten de procedure van de brandweer in geval van brand(meldingen) in gesprinklerde gebouwen en David den Boer (Peutz) gaat in op de brandbeveiliging van kleinere parkeergarages door middel van sprinklers.

  • Het volledige programma en het inschrijfformulier vindt u op sprinkler.nl

Nieuw: sprinklerinstallaties

19 december 2023


Het online BrandInformatieSysteem van Bouwen met Staal gaat met z’n tijd mee én bereidt zich voor op de toekomst. Vanwege de komst van het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl, de opvolger van het Bouwbesluit) en herziening van Eurocodes en Nationale Bijlagen krijgt het bestaande informatieaanbod van het systeem een grondige update én nieuwe aanvullingen. Tot de jongste aanwas behoren paginacollecties over sprinklerinstallaties voor gebouwen en woningen.

Al eerder kreeg het BrandInformatieSysteem er (onder meer) nieuwe infopagina’s bij over de brandwerendheid bij het optoppen van woongebouwen en en de brandwerendheid van constructies in galerijen buiten woongebouwen en (gratis) ontwerptools als Vuistregels staaltemperaturen in open parkeergarages, Onvolledige bescherming van brandwerend beschermd staal en Cannelurevulling van staalplaat-betonvloeren. Nu zijn ook de sprinklersinstallaties vertegenwoordigd. Dat is niet alleen omdat een automatische sprinklerinstallatie effectief is in het beperken van de branduitbreiding en rookverspreiding in het gebouw. Ook kan via een sprinklerinstallatie worden voorzien in een gelijkwaardig brandveiligheidsniveau in gebouwen met grotere brandcompartimenten dan voorgeschreven in het Bouwbesluit. Daarnaast is bij toepassing van sprinklers een reductie van de brandwerendheidseis voor de (hoofd)draagconstructie toegestaan, bijvoorbeeld met 30 minuten. In het geval van een staalconstructie kan dat flinke besparingen op brandwerende voorzieningen opleveren.

De nieuwe informatie is opgenomen in twee aparte secties. Onder Kantoren->Draagconstructies zijn informatie, verwijzingen en adviezen te vinden over keuze en toepassing van sprinklerinstallaties in utilitaire gebouwen. Daarbij worden de argumenten voor sprinklerbeveiliging uiteengezet, de werking van sprinklers uit de doeken gedaan en de verschillende systemen en typen sprinklers beschreven. Ook worden normen en voorschriften, belangrijke installatie-aspecten, en certificatie en inspectie toegelicht.

De sprinklerinstallaties voor woningen, ofwel ‘woningsprinklers’, zijn uiteraard ondergebracht bij Woningen->Draagconstructies.
Een woningsprinklerinstallatie is in wezen een vereenvoudigde versie van de sprinklerinstallatie in een kantoor, parkeergarage of bedrijfshal. Ook het doel van de installatie is iets meer begrensd. Het beperken van brandschade staat niet voorop. Woningsprinklers zijn er hoofdzakelijk voor om een brand in een woning, in welk vertrek dan ook, heel snel te detecteren en automatisch te bestrijden of te beheersen om de bewoners veilig te laten vluchten en slachtoffers te voorkomen. In het BrandInformatieSysteem wordt nader ingegaan op mogelijke functies van woningsprinklers, beoogd gebruik bij verschillende woningtypen, normen en voorschriften en de kwaliteitsborging en certificatie.

Bij het samenstellen van de nieuwe infomodules heeft Bouwen met Staal deskundige assistentie gehad van VSI (Verenigde Sprinkler Industrie). Het lopende groot onderhoud van het BrandInformatieSysteem wordt mede mogelijk gemaakt door Koninklijke Staalfederatie.

Handelingsperspectieven voor brandweerinzet in gebouwen met sprinklers gepubliceerd

8 december 2023

Vaak heeft een sprinklerinstallatie een brand al geblust voordat het vuur ‘om zich heen kan slaan’ en de brandweer repressief moet optreden. De brandweer kan dan volstaan met ‘final extinguishment’ en nazorg. Maar vaak genoeg is bij brand in een gebouw met een sprinklerinstallatie tóch directe brandweerinzet nodig, bijvoorbeeld omdat de sprinklers de brand wel in bedwang weten te houden, maar niet kunnen blussen.

In dergelijke gevallen handelen brandweerkorpsen tot nu toe voornamelijk naar eigen inzichten en ervaringen, terwijl er toch heel wat komt kijken bij verantwoord brandweeroptreden bij brand in een gesprinklerd gebouw. Zo kan het niet correct of niet tijdig uitschakelen van (een deel van) de sprinklerinstallatie de brandbestrijding door de brandweer bemoeilijken.

Een uniforme, ‘standaard’ procedure voor het brandweeroptreden bij de mogelijke, verschillende incidenten in gebouwen met sprinklers is dan zeer gewenst. NIPV en VSI (Verenigde Sprinkler Industrie) laten die wens in vervulling gaan met de nieuwe publicatie ‘Bestrijding van brand in een bouwwerk met sprinklerinstallatie’.

De publicatie biedt de brandweer een zogeheten handelingsperspectief in geval van brand in een gebouw waarbij de sprinklerinstallatie is geactiveerd. Aanwijzingen en aandachtspunten worden geboden voor elke fase van de brandweerinzet: van alarmering, aanrijden en aankomst tot en met het opnieuw in bedrijf stellen van de sprinklerinstallatie of -sectie en overdracht van het incident. Voor alle fasen zijn de aanbevolen handelingen eveneens in een overzichtelijk stroomschema gegoten.

Behalve voor brandincidenten reikt de publicatie ook een handelingsperspectief aan voor situaties waarin de sprinklerinstallatie in werking is getreden, maar er geen brand is en een handelingsperspectief in geval van sprinklermelding zonder dat de sprinklers zijn geactiveerd.

De handelingsperspectieven worden ingeluid door een apart hoofdstuk over de risico’s die (kunnen) kleven aan de brandweerinzet bij brand in een gesprinklerd gebouw, zoals systeemuitval tijdens het incident, (onverwachte) branduitbreiding of beperkt zicht door rook binnen een sprinklersectie.

Voorafgaand aan deze risicoanalyses worden de mogelijke brandscenario’s in gesprinklerde gebouwen geschetst en de rol daarbij van de sprinklerinstallatie, verhelderd met praktijkvoorbeelden.

De handelingsperspectieven stoelen (uiteraard) op de algemeen geldende Basisprincipes van brandbestrijding, maar worden mede onderbouwd door de inleidende onderdelen van de publicatie. Bovendien maken de inleidingen de uitgave tot een nuttige informatiebron voor niet alleen brandweermedewerkers, maar bijvoorbeeld ook brandveiligheidsadviseurs en installateurs die al bij het opstellen van een brandveiligheidsconcept met sprinklers rekening willen houden met de brandweerinzet.

Verse feiten over gebouwbranden met zonnepanelen

21 november 2023

Binnenkort is in het BrandInformatieSysteem op deze website ook praktische informatie te vinden over de brandveiligheidsaspecten van zonnepanelen op daken en in en aan gevels van gebouwen. Dat kan beslist geen kwaad, gelet op de toenemende toepassing van zonnepanelen én het substantieel aantal gebouwbranden waarbij zonnepanelen direct of indirect een oorzakelijke rol spelen.

In de periode 1 januari 2018 tot 1 juli 2023 hebben zich 240 gebouwbranden met zonnepanelen voorgedaan, zo blijkt uit de nieuwe editie van de Factsheet Depositie bij gebouwbranden met zonnepanelen van het NIPV (Nederlands Instituut Publieke Veiligheid). Het gaat dan om branden waarbij zonnepanelen, bevestigd op of aan het gebouw dan wel (delen van) de zonnepaneelinstallatie in brand hebben gestaan. Branden in zonneparken of met zonnecollectoren vallen buiten de beschouwing.

Zoals de titel al duidelijk maakt, handelt de publicatie over een belangrijke kwalijke consequentie van gebouwbranden met zonnepanelen: de neerslag (depositie) van resten van zonnepanelen in de omgeving van het incident. Naast roetdeeltjes komen vaak ook dunne, verbrande en onverbrande scherfjes los van de zonnepanelen of -cellen, om door de wind te worden verspreid over de omgeving. Bij 33 van de 240 geregistreerde branden blijkt dat aan de orde te zijn geweest.

Op basis van vooronderzoek in 2020 en literatuurstudie in 2021 geeft de Factsheet via grafieken en tabellen een geactualiseerde beeld van onder meer de betrokken gebouwtypen/-functies en van het bereik van de depositie. Bij kleinere branden, bij bijvoorbeeld woningen, beperkt de depositie zich doorgaans tot de directe omgeving. Bij grotere, uitslaande branden met een forse warmteontwikkeling, zoals bij stalbranden, komen de resten vaak neer in de wijde omtrek.

Seminar viert lustrum met laatste actualiteiten rond brandveilige gevels

3 november 2023

Het seminar Brandveiligheid van gevels begint een achtenswaardige jaarlijkse traditie te worden. Voor aanstaande woensdag 8 november staat alweer de vijfde editie op de rol. Organisatoren Brandveilig Bouwen Nederland (BBN) en NEN hebben voor deze lustrum-editie weer interessante actuele ontwikkelingen op het gebied van brandveilige gevels geprogrammeerd.

Twee bijdragen komen van bekende representanten van adviesbureau DGMR. Rudolf van Mierlo, adviseur brandveiligheid, gaat de deelnemers nader informeren over de ontwikkeling van de NPR 6999 voor het testen van gevels.

Ontwikkeling van deze Nederlandse Praktijkrichtlijn is begin vorig jaar door het NEN in gang gezet naar aanleiding van aanbevelingen van de ATGB (Adviescommissie Toepassing en Gelijkwaardigheid Bouwregelgeving) om branduitbreiding via de gevel in te perken. De ATGB-adviezen vloeien weer voort uit het Grenfell Tower Inquiry Phase 1 Report.

De commissie heeft onder meer aanbevolen om, in afwachting van Europese normalisatie, alvast een NPR op te stellen voor gevelbrandtesten op (middel)grote schaal. Hierdoor is de brandveiligheid van gevels indien gewenst met meer nauwkeurigheid vast te stellen dan volgens het klasseringssysteem in NEN-EN 13501-1. Voor zover niet duidelijk of volledig in de norm beschreven, gaat de nieuwe NPR (nadere) richtsnoeren aanreiken voor de opbouw van proefstukken, criteria voor klassering en het geldigheidsgebied van testresultaten. Ook de aansluiting van de testresultaten op de beoogde veiligheidsniveaus komt daarbij aan bod.

Naast de stand van zaken bij de NPR 6999 gaat Van Mierlo aankomende woensdag ook in op de aanpassingen van de NEN 6068 ten aanzien van gevels. Collega Esther Hebly, senior adviseur bouw- en geveltechniek, wijdt haar presentatie aan de brandveiligheid van gevels met PV-panelen. Hoe garandeer je de brandveiligheid van de gevel als er PV-panelen aan of in zijn verwerkt? Welke eisen stel je dan aan ontwerp, detaillering en uitvoering?

De kennismiddag sluit af met een toelichting op de jongste editie van de Essentiële Controlepunten Brandveiligheid van BBN.

  • Kijk voor het volledige programma en registratie op www.bbn.nu
  • Foto: Tower 10 WTC, Amsterdam (PLP/Architecture & OZ Architects, © Marcel Steinbach).

Wijzigingen Bbl per 2024

23 oktober 2023

Het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) is nog jong, maar vanaf 1 januari volgend jaar ondergaat de huidige eerste versie van de opvolger van het Bouwbesluit al enkele belangrijke wijzigingen.

Veel wijzigingen zijn de afgelopen jaren reeds in diverse Staatsbladen kenbaar gemaakt. In Staatsblad 2023, 113 is van enkele mutaties de datum van inwerkingtreding nu vastgesteld.

De wijzigingen per 1 januari 2024 op een rij:

Liften in grotere woongebouwen

Voor grotere nieuwe woongebouwen gaan nieuwe bouwkundige eisen gelden met betrekking tot liften in de zogeheten (gemeenschappelijke) toegangssector. Dan gaat ’t bijvoorbeeld om de lift die vanuit de centrale lobby de verdiepingen ontsluit. Doel van de eisen om deze liften beter te beschermen tegen brand en rook. Hierdoor kan de lift bij brand (beter) bruikbaar zijn voor minder zelfredzame personen die niet zelf via een trap het gebouw kunnen ontvluchten.

Een van de nieuwe eis betreft de weerstand tegen branddoorslag en -overslag (WBDBO) van een brandcompartiment naar een lift in de toegankelijkheidssector. Deze eis (in artikel 4.53, lid 1 van de Bbl) bedraagt per 1 januari 2024 60 minuten.

Bij een lift in een toegankelijkheidssector in een woongebouw is bovendien een extra beschermde vluchtroute in de vorm van een voorportaal vereist. Aan dit portaal mogen geen toegangen van woningen grenzen (artikel 4.77a Bbl). Aan de afmetingen van het voorportaal stelt het Bbl geen nadere eisen, maar de ruimte dient wel groot genoeg te zijn voor rolstoelgebruikers om hun transportmiddel eenvoudig te keren. Daartoe is een vlak van 1,5x1,5 m voorgeschreven.

De elektriciteitsvoorziening van een lift in een toegankelijkheidssector dient te zijn ondergebracht in een afgescheiden ruimte met een WBDBO van 60 minuten. Deze eis geldt in de richting van de ruimte met de elektriciteitsvoorziening (artikel 4.218a Bbl).
Voor kleinere woongebouwen gelden de nieuwe bouwkundige brandvoorschriften niet.

Sprinklerinstallaties in parkeergarages onder slaapgebouwen

Parkeergarages onder gebouwen waarin wordt geslapen, zoals appartementengebouwen, hotels en cellencomplexen, moeten bij nieuwbouw voortaan worden toegerust met een automatische blusinstallatie, bijvoorbeeld een sprinklerinstallatie (artikel 4.223a, Bbl).
De eis is echter níet van toepassing als een bovengelegen gebruiksfunctie een verblijfsvloer heeft die hoger ligt dan 13 m. boven het meetniveau.

Om van de eis te worden uitgezonderd, moet wel worden voldaan aan drie voorwaarden:

  • de parkeergarage onder het gebouw mag niet groter zijn dan 1000 m² én
  • de bovengelegen gebruiksfunctie moet ten minste een vluchtroute hebben die gescheiden is van de parkeergarage. De ruimte waardoor de vluchtroute loopt, mag niet vanuit de parkeergarage toegankelijk zijn. Hierdoor wordt bij brand in de parkeergarage de vluchtroute niet bedreigd (door brand en rook) en blijft de route bruikbaar voor het vluchten van de personen vanuit de bovengelegen gebruiksfunctie naar het aansluitende terrein. De voorwaarde van een gescheiden vluchtmogelijkheid houdt tevens in dat een brand- of rooksluis tussen de parkeergarage en de vluchtruimte niet is toegestaan én
  • de parkeergarage mag níet zijn voorzien van een automatisch parkeersysteem. Bij toepassing van zo’n systeem worden auto’s zeer dicht naast en (ook) boven elkaar geplaatst. Dat maakt het risico op brandvoortplanting (van auto naar auto) en een lange brandduur groter dan in een reguliere parkeergarage.

De eis van een automatische blusinstallatie geldt evenmin als de bovengelegen gebruiksfunctie géén verblijfsvloer hoger dan 13 m boven het meetniveau bezit. De uitzondering wordt echter weer teniet gedaan als:

  • de parkeergarage groter is dan 1000 m² én
  • de bovengelegen gebruiksfunctie slechts één vluchtruimte heeft die bereikbaar is vanuit de parkeergarage.

De automatische blusinstallatie dient een geldig inspectiecertificaat te hebben. De inspectie moet zijn uitgevoerd volgens het CCV-inspectieschema Brandbeveiliging.

Oplaadvoorzieningen elektrische voertuigen

Vanaf 1 januari volgend jaar moeten oplaadvoorzieningen voor elektrische voertuigen voldoen aan aangescherpte eisen, zowel bij nieuwbouw (artikel 4.199, lid 2 en artikel 4.230a, Bbl) als bij verbouw (artikel 5.21d, Bbl).

De oplaadpunten in een parkeergarage moeten voortaan conform mode 3 of mode 4 volgens NEN 1010 zijn. De oplaadpunten moeten ook tegelijkertijd kunnen worden uitgeschakeld.

Bij de inrit van de garage moet zijn aangeven waar de oplaadpunten en de uitschakelvoorziening zich bevinden.

  • Meer informatie over dit onderwerp is te vinden in de NIPV-publicatie Brandveiligheid van parkeergarages met elektrisch aangedreven voertuigen.

Veiligheidsplan en -coördinator bij bouw en sloop

Een belangrijke aanpassing die de veiligheid in het algemeen betreft, is dat voor bouw- en sloopwerkzaamheden in het vervolg een veiligheidsplan moet worden opgesteld en een veiligheidscoördinator aangesteld als door deze werkzaamheden de veiligheid in de omgeving (van gebouwen, mensen, verkeer) in het gedrang kan komen (artikelen 7.5a en 7.5b, Bbl).

  • Nadere toelichting op deze wijziging geeft het Infoblad Veiligheid en gezondheid bij bouw- en sloopwerkzaamheden. In deze uitgave van het Ministerie van Binnenlandse Zaken is ook een handige matrix opgenomen die na invulling duidelijk maakt welke veiligheidsrisico’s bij het project aan de orde (kunnen) zijn.

En daar blijft ’t niet bij

Naast deze wijzigingen per 1 januari a.s. zijn nog meer wijzigingen van de Bbl in aantocht. Deze veranderingen worden óf nog niet per 1-1-2024 van kracht óf de inwerkingtreding is nog niet vastgesteld. Tot de laatste categorie behoort de verplichte periodieke beoordeling van de constructieve veiligheid van bestaande, grote publieke gebouwen, zoals voetbalstadions, stationsgebouwen en ziekenhuizen. Bij welke gebouwfuncties deze verplichting nu precies vereist wordt en hoe vaak de ‘APK’ dan moet plaatsvinden, wordt nog vastgelegd in de Omgevingsregeling. Een uniforme methode voor de aanpak van de periodieke beoordeling is in elk geval sinds begin deze maand voorhanden in de vorm van de NTA 8790.

  • Met dank aan Nieman Raadgevende Ingenieurs.
  • Foto: onderwijs- en onderzoeksgebouw LAB42, Amsterdam in aanbouw (in augustus 2022 opgeleverd), (Benthem Crouwel Architects, © Skyscrapercity).

NTA voor beoordelen constructieve veiligheid grote publieke gebouwen gepubliceerd

11 oktober 2023

Het NEN heeft begin deze maand de NTA 8790 ‘Periodieke beoordeling betrouwbaarheid van constructieve veiligheid van bestaande bouwwerken’ uitgebracht. Aan de hand van deze Nederlands Technische Afspraak kunnen eigenaren van grote publieksgebouwen, zoals sportstadions, stationshallen, theaters en overdekte winkelcentra geregeld en volgens een uniforme methode onderzoek laten uitvoeren naar de constructieve veiligheid van hun vastgoed.

De opmaat naar de nieuwe NTA 8790 mag genoegzaam bekend zijn. In november 2020 bezwijkt een deel van een tribunedak van het AZ-stadion in Alkmaar, de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) doet studie naar oorzaken en toedracht van het incident en adviseert om eigenaren van publiek toegankelijke gebouwen, behorend tot gevolgklasse 3, te verplichten periodiek onderzoek te laten doen naar de constructieve veiligheid.

De verantwoordelijk minister van Binnenlandse Zaken neemt de OvV-aanbeveling over en verankert de verplichte periodieke beoordeling in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl, de opvolger van het Bouwbesluit). Hiermee is niet alleen de zorgplicht van gebouweigenaren meer concreet ingevuld, ook de rol van de gemeente als bevoegd gezag is duidelijker en eenvoudiger, zo is de gedachte achter de verplichting.

Om ervoor te zorgen dat een periodieke beoordeling op een betrouwbare manier wordt aangepakt en uitmondt in betrouwbare resultaten, is een landelijke, uniforme beoordelingsmethode nodig. Dat instrument is nu voorhanden in de vorm van een nieuwe Nederlands Technische Afspraak. Aan de hand van de NTA 8790 kunnen constructeurs en bouwinspecteurs gericht en gegrond beoordelen of de constructieve veiligheid van een bouwwerk (nog steeds) voldoet aan de publiekrechtelijke eisen.

De NTA 8790 is in te zetten bij een eerste inspectie van het publieksgebouw, bijvoorbeeld direct na oplevering, en daarna voor alle, meer routinematige ‘APK’s’.

In eerste instantie is de NTA bedoeld voor bestaande, grotere publieksgebouwen waarvoor de periodieke inspectie verplicht is, zoals een voetbalstadion, metrostation of ziekenhuis. Deze gebouwen vallen in gevolgklasse 3: bouwwerken met een hoog risico op aanzienlijke persoonlijke en maatschappelijke consequenties als niet is voldaan aan de bouwtechnische voorschriften (in het kader van constructieve veiligheid en brandveiligheid). De NTA zal dan ook worden aangewezen vanuit het Bbl.

De methode in de NTA is echter ook bruikbaar bij bouwwerken waarvoor geen verplichte veiligheidsbeoordeling geldt. Bruggen, viaducten en andere civieltechnische werken, kranen, masten en silo’s vallen buiten het toepassingsgebied.

Behalve als leidraad bij de beoordeling van de constructieve veiligheid, helpt de NTA de opdrachtgever/gebouweigenaar om de inspectie-opdracht goed te formuleren. Bovendien heeft het NEN geen prijskaartje gehangen aan de 57 pagina’s tellende uitgave. De PDF is gratis te downloaden van www.nen.nl/nta-8790-2023-nl-313984

  • Foto: Bingoal-stadion ADO Den Haag (architectenbureau ZJA, © ADO Den Haag).

Nieuwe praktijkrichtlijn en aangepaste norm voor berekenen WBDBO

22 augustus 2023

Het NEN heeft het ontwerp van de nieuwe NPR 6668 én het ontwerp van de aangepaste NEN 6068 gepubliceerd. De gelijktijdige verschijning, 1 augustus jl., berust allerminst op toeval. Beide uitgaven hebben weliswaar een verschillende status maar bieden beide, in onderlinge samenhang, de benodigde richtsnoeren voor het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) tussen ruimten in gebouwen.

De NPR (Nederlandse Praktijk Richtlijn) 6668:2023 geeft toelichting op de methode in de NEN 6068:2020 voor het bepalen van de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag tussen ruimten in gebouwen. De richtlijn voorziet tevens in een vereenvoudigde rekenmethode, naast de uitgebreide bepalingsmethode in de norm. Om richtlijn en norm op elkaar aan te sluiten, is de NEN 6068 op enkele belangrijke onderdelen aangepast.

NPR 6668:2023

Met de NPR 6668 wordt gehoor gegeven aan enkele belangrijke aanbevelingen van de Adviescommissie Toepassing en Gelijkwaardigheid Bouwschriften naar aanleiding van onderzoek naar de brand in de Londense Grenfell Tower op 14 juni 2017. In het onderzoeksrapport van maart 2020 laat de ATGB weten dat de brandveiligheidspraktijk in Nederland nadere uitleg verlangt over de achtergronden van de berekeningsmethodiek in de NEN 6068. Ook is meer inzicht gewenst in de factoren die een brandoverslag-berekening beïnvloeden. In deze behoefte wordt nu voorzien via een nieuwe praktijkrichtlijn bij de bestaande norm.

Daarbij vindt de ATGB de brandoverslag-rekenmethode in de norm ingewikkeld en tijdrovend. Voor relatief eenvoudige gebouwen zou een eenvoudige methode voorhanden moeten zijn. Met de NPR 6668 is nu zo’n vereenvoudigde methode beschikbaar, in de vorm van een ‘losse’, praktische rekentool bij het normdocument.

De rekentool, ontwikkeld door Peutz, is hieronder kosteloos te downloaden. Lees vóór het downloaden wel eerst de download-instructie, eveneens hieronder.

Op het ontwerp NPR 6668 is tot 1 november a.s. online commentaar in te dienen via www.normontwerpen.nen.nl. Het ontwerp is te bestellen in de webshop van het NEN.

NEN 6068:2020 +A1:2023

Om de NEN 6068 in lijn te brengen met de nieuwe NPR 6668 en (sowieso) de toepasbaarheid van de norm te verbeteren, zijn de bestaande normteksten op enkele belangrijke onderdelen gewijzigd.

Zo zijn de formuleringen van openingen en semi-openingen veranderd omwille van een betere toepasbaarheid van de norm bij het ontwerpen maar ook in het vergunningstraject. De definities zijn gecorrigeerd, uitgebreid dan wel verder verduidelijkt en aangepast aan de nieuwe werkwijze voor openingen en semi-openingen. Sommige verduidelijkingen in de NPR 6668 zijn nu overgenomen in de NEN 6068. Naast de andere werkwijze voor (semi-)openingen is een werkwijze toegevoegd voor het bepalen van de WBDBO bij magazijnstellingen, tussenvloeren en entresolvloeren zonder noemenswaardige brandwerendheid.

Ook maakt de norm nu duidelijker dat het branduitbreidingstraject met de laagste waarde voor de WBD, WBO of een combinatie van WBD en WBO bepalend is voor de aanwezige WBDBO.

De informatieve bijlage F ‘Praktische handreikingen en toelichtingen’ is aangevuld met een instructie voor de rapportage van een brandoverslagberekening en de maatregelen die daaruit volgen om brandoverslag te voorkomen.

Ook op het ontwerp NEN 6068:2020 +A1:2023 kunnen belanghebbenden desgewenst commentaar leveren, wederom tot 1 november 2023 en via www.normontwerpen.nen.nl. De ontwerp-norm (72 pagina’s) is verkrijgbaar in de NEN-webshop.

Wkb op 1 januari 2024 van kracht

12 juli 2023

Nieuwjaarsdag 2024 treedt de Wet kwaliteitsborging bouw (Wkb) in werking, zo laat het Ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening weten. De Wkb geldt dan voor nieuwbouw en verbouwingen van grondgebonden bouwwerken die vallen in gevolgklasse 1, zoals eengezinswoningen, betrekkelijk eenvoudige bedrijfsgebouwen en kleinere fiets-/voetbruggen.

Voor vergunningplichtige verbouwingen zou de nieuwe wet aanvankelijk pas op 1 juli volgend jaar in werking treden. Het bevoegd gezag (gemeenten, provincies, waterschappen), bouwers en kwaliteitsborgers werd een half jaar extra tijd gegund om vertrouwd te raken met de nieuwe voorschriften. Inmiddels hebben zij kenbaar gemaakt voldoende te zijn geprepareerd, waarop VRO de overgangstermijn heeft ingetrokken.

De Wkb treedt op 1 januari volgend jaar in werking, gelijktijdig met de Omgevingswet waarvan ’t ook onderdeel is. Met de Wkb zijn initiatiefnemers tot bouwen of verbouwen van een bouwwerk in gevolgklasse 1 voortaan verplicht om een onafhankelijke kwaliteitsborger in te schakelen.

De kwaliteitsborger heeft tot taak het plan, de uitvoering en de oplevering van het bouwwerk te beoordelen. Als de kwaliteitsborger constateert dat een onderdeel niet aan de bouwtechnische regels voldoet, dan dienen de initiatiefnemer (doorgaans de opdrachtgever), aannemer en eventueel adviseurs zich in te zetten voor herstel van de gebreken.

Zodra het bouwwerk voldoet aan de voorschriften, stelt de kwaliteitsborger een verklaring op waarmee de initiatiefnemer het project gereed kan melden bij de gemeente. Twee weken na deze gereedmelding mag het bouwwerk in gebruik worden genomen.

Voorlopig gevolgklasse 1

Vooralsnog is de Wkb uitsluitend van toepassing op bouwwerken in gevolgklasse 1. Als er iets mis gaat met bouwwerken in deze klasse, zijn de gevolgen voor personen (bijvoorbeeld de gebruikers van het gebouw) relatief beperkt. Welke bouwwerken dat zijn, is vastgelegd in het Besluit bouwwerken leefomgeving (de opvolger van het huidige Bouwbesluit). Een overzicht van projecttypen is te vinden op deze webpagina van het Informatiepunt Leefomgeving.

Gedurende de eerste drie jaren dat de nieuwe wet operationeel is, worden de resultaten door het verantwoordelijke Ministerie van Binnenlandse Zaken gemonitord. Daarna volgt een evaluatie en mogelijke uitbreiding van de werkingssfeer naar bouwwerken in gevolgklasse 2 (reële kans op persoonlijke gevolgen) zoals bibliotheken, scholen en woongebouwen tot 70 m hoogte en mogelijk zelfs gevolgklasse 3 (kans op aanzienlijke persoonlijke gevolgen) waaronder metrostations, ziekenhuizen en gebouwen hoger dan 70 m. Is sprake van verschillende gevolgklassen in één bouwplan, bijvoorbeeld een combinatie van winkels en woningen, dan is de hoogste gevolgklasse bepalend.

Proefdraaien met projecten

Inmiddels draaien enkele bouwprojecten al proef met de nieuwe bouwregels in de Wkb. Wie ook in projectverband ervaring wil opdoen met de Wkb, kan een bijdrage in de (meer)kosten verkrijgen via het Stimuleringsprogramma proefprojecten Wkb (STIPP). Uiteraard dient het bouw- of verbouwproject te vallen in gevolgklasse 1 en worden de werkzaamheden uitgevoerd alsof de Wkb al in werking is getreden. Dat houdt onder meer in dat de risicobeoordeling en het borgingsplan vier weken voor aanvang van de uitvoering moeten zijn vastgesteld.

Aanmelden van proefprojecten voor een STIPP-bijdrage moet gebeuren door kwaliteitsborgers via hun instrumentaanbieders. De proefprojecten worden gecoördineerd door de VNG, Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Voor meer informatie kunt u terecht op de websites van:

  • Foto: International School Almere in aanbouw (cepezed, © Tasche Staalbouw).

Norm brandveiligheid parkeergarages voor commentaar

19 juni 2023

NEN heeft een nieuwe norm in de steigers staan voor het beoordelen van de brandveiligheid van parkeergarages: NEN 6067 ‘Brandveiligheid van parkeergarages – Risicobeheersing’. Maar alvorens te publiceren, ontvangt het normalisatie-instituut graag commentaar op het ontwerp. Uw op-, aanmerkingen en suggesties kunt u tot 15 september a.s. kwijt via www.normontwerpen.nen.nl.

Parkeergarages bieden vandaag de dag plaats aan een variëteit aan voertuigen, op benzine, diesel, elektra, hybride. Dat maakt het beoordelen van de brandveiligheid van de parkeervoorziening geen gemakkelijke klus. Bovendien is het Bouwbesluit uit 2012 (vooralsnog) onvoldoende afgestemd om deze brede collectie ‘gebruikers’. Alle reden voor het NEN om een nieuwe norm met een toegesneden bepalingsmethode te ontwikkelen.

Met deze methode is de brandveiligheid te beoordelen van een bouwwerk (bijvoorbeeld woongebouw, logiesgebouw, kantoor), voorzien van een parkeergarage met brandcompartimenten die groter zijn dan het Bouwbesluit ‘standaard’ toestaat. De subtitel ‘Risicobeheersing’ maakt in één woord duidelijk dat de norm ook toepasbaar is voor risico-analyse, los van de prestatie-eisen in het Bouwbesluit, bijvoorbeeld met een natuurlijk-brandmodel.

Uit de pakketten met preventie- en repressiemaatregelen in de norm kan op grond van een risico-analyse voor een specifieke situatie een keuze worden gemaakt voor het pakket dat het meest doeltreffend werkt voor het voorkomen en beperken van branduitbreiding, schade en letsel. Desgewenst kunnen pakketmaatregelen uit de norm worden vervangen door andere, gelijkwaardige maatregelen.

  • Tot 15 september a.s. kunt u het ontwerp van de norm inzien en becommentariëren op normontwerpen.nen.nl
  • Het normontwerp (NEN 6067:2023 Ontw.) is tegen betaling verkrijgbaar op papier of PDF in de webshop van het NEN.
  • Foto: parkeergarage Zwijsen, Tilburg (Vissers & Roelands architecten & ingenieurs).

Brandveiligheid zonnepanelen: vakkundige installatie bepalende factor

1 juni 2023

Het zonnepaneel heeft de laatste tijd wel wat te verduren. Gisteren nog liet de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur weten dat de meeste omvormers, toegepast in zonne-installaties in Nederland, kwetsbaar zijn voor storingen en hacks. Over de brandveiligheid van zonnepanelen bestaan al langer zorgen, maar die zijn volgens Brandweer Nederland niet helemaal gegrond. ‘Een zonnepaneel is in de basis best heel veilig’, verklaart Johan de Vries, adviseur Veilige Energietransitie bij Brandweer Nederland, ‘Het gaat er vooral om hoe ze zijn geïnstalleerd’.

Dat het aantal branden bij panden met zonnepanelen op het dak of aan de gevel toeneemt, is niet verwonderlijk, gezien de forse groei van de toepassing. Eind dit jaar zijn naar verwachting al zo’n 80 miljoen panelen in Nederland in gebruik. De directe oorzaak van brand bij zonnepanelen is echter lastig aan te wijzen, vindt De Vries. ‘Een zonnepaneel-installatie bestaat uit veel componenten. Hoe zijn bijvoorbeeld de bekabeling en de omvormers? Ook moet je rekening houden met ongedierte onder het paneel en de verschillende weersomstandigheden. Dat zijn de faalkansen.’

Ook een minder vakkundige aanleg van de installatie kan de aanstichter zijn. ‘Vaak hebben bewoners zelf geen idee wat ze op hun dak leggen’, weet De Vries. ‘Ze hebben meestal een grenzeloos vertrouwen in een installateur, maar ze hebben geen idee wie er op hun dak staat. Als je dan een installateur treft die minder onderlegd is, kan dat voor problemen zorgen. Iedereen mag in principe zonnepanelen leggen. Alleen moet een erkend elektricien de aansluiting verzorgen.’

Neemt het risico op brand bij zonnepanelen niet toe tijdens de aankomende zomer? ‘In principe maken de hogere temperaturen niet uit bij een goede installatie’, stelt de energietransitie-adviseur. Maar ’indien er bijvoorbeeld sprake is van mindere, goedkope, bedrading, kan dat wel een effect hebben tijdens hele zonnige dagen. De temperatuur kan oplopen tot 80 graden onder een paneel. Als de installatie dan niet helemaal goed is, dan kan dat voor problemen zorgen. Wij waarschuwen ook hierom voor ongedierte, dat mogelijk makkelijk brandbare zaken meeneemt onder het paneel.’

Mocht ’t onverhoopt toch komen van brand bij zonnepanelen, dan kan de brandweer een beroep doen op de Handreiking Incidentbestrijding Zonnepanelen. Deze publicatie van Brandweer Nederland zet de voornaamste gevaren en de handelingsperspectieven bij incidenten met PV-installaties op een rij. De handelingsperspectieven worden nader toegelicht aan de hand van een viertal realistische scenario’s van incidenten met zonnepanelen zoals een brand op een plat dak van een industriegebouw met een paar honderd panelen. Ook opgenomen is een beslisschema voor de inzet van brandweer en hulpverleningsdiensten bij een PV-brand. De belangrijkste items van de Handreiking zijn samengebracht op een handzame Aandachtskaart Zonnepanelen, wederom inclusief beslisschema.

  • Afbeelding: zonnepanelenenergie.be

All about sprinklers

15 mei 2023

De laatste ontwikkelingen in regelgeving en normering, actueel onderzoek, productinnovaties, recente wapenfeiten op het gebied van kwaliteitsborging. Alle wetenswaardige noviteiten op het gebied van brandbeveiliging met sprinklers zijn voor u verzameld op Fire Sprinkler International 2023, in Elicium RAI Amsterdam, woensdag 31 mei en donderdag 1 juni a.s.

Voor beide dagen heeft het European Fire Sprinkler Network, samen met Verenigde Sprinkler Industrie / Federatie Veilig Nederland een goed gevuld, gevarieerd programma samengesteld waarin diverse actuele aspecten van de inzet van sprinklers in de gebouwde omgeving de revue passeren. Van de revisie van de EN 12845-1 of het effectief gebruik van schuim in sprinklersystemen tot en met de toepassing van woningsprinklers of de pluspunten van sprinklers bij een ‘stay-in-place’-strategie.

De presentaties van meer dan 50 gerespecteerde, internationale sprekers zijn dagelijks verdeeld over één plenaire sessie in de ochtend en een tweetal thematische sessies in de middag. Het congres gaat (eveneens dagelijks) vergezeld van een vakbeurs en alle gelegenheid om oude bekenden en nieuwe relaties te ontmoeten.

Nominaties NIPV-VVBA scriptieprijs brandveiligheid 2023

28 april 2023

De NIPV-VVBA scriptieprijs 2023 heeft drie genomineerden opgeleverd. De drie kandidaten zijn vrijdag 21 april jl. tijdens de expertclass FSE–Next Generation op de TU Eindhoven aan het publiek gepresenteerd. Op het congres Fire Safety & Science, 8 juni a.s. in Arnhem, wordt de winnaar wereldkundig gemaakt.

Met de scriptieprijs geven VVBA (Vereniging van Brandveiligheid Adviseurs) en het NIPV (Nederlands Instituut Publieke Veiligheid) elk jaar blijk van waardering voor afstudeerprojecten op bachelor- en masterniveau die bijdragen aan de brandveiligheid van de gebouwde omgeving. Deelname staat open voor Nederlandse en buitenlandse studenten aan Nederlandse onderwijsinstellingen én voor Nederlandse studenten aan universiteiten in het buitenland.

Voor de 2023-editie van de prijs zijn zeven scripties ingezonden. De inzendingen zijn aan de tand gevoeld door David den Boer (Peutz), Danny Ruytenbeek (Peutz) en Erik Janse (BVEJ), verenigd in de VVBA-scriptiecommissie. Volgens de commissie blijkt uit de inzendingen een gedeelde zorg onder de toekomstige brandveiligheidsprofessionals over de brandveiligheid van de energietransitie. Uit de zeven inzendingen heeft de jury drie scripties bekroond met een nominatie.

De genomineerden NIPV-VVBA scriptieprijs brandveiligheid 2023 zijn:

  • Daphne Dechering (Saxion Hogeschool Enschede) met De invloed van houteigenschappen op het brandgedrag van hout.
  • Jesse Munnik (Hanzehogeschool Groningen) met Variantenstudie voor de vluchtveiligheid in luchtdichte appartementen.
  • Pim van Rede – Ghent University met Numerical simulations of fire-induced smoke propagation from an apartment into a corridor based on the Oudewater experiments.

De genomineerde scripties zijn hier gratis te downloaden.
De winnaar wordt 8 juni a.s. bekend gemaakt tijdens het congres Fire Safety & Science (7 en 8 juni a.s. bij het NIPV in Arnhem). Daarvoor kunt u zich hier aanmelden.

  • Foto: vijf van de zeven deelnemers aan de scriptieprijs op het podium van de expertclass FSE–Next Generation TU Eindhoven (© VVBA/NIPV).

Register gasverbrandingsinstallaties in werking

24 april 2023

Koolmonoxide blijft slachtoffers maken. Ook al doen de Nederlandse Brandwondenstichting, Brandweer Nederland en het ministerie van Binnenlandse Zaken er via hun voorlichtingscampagne Stop CO-vergiftiging alles aan om mensen te wijzen op de risico’s van CO, het onzichtbare en reukloze gas blijft onverminderd veel mensen treffen. Reden voor de rijksoverheid om met nieuwe, aangescherpte wetgeving te komen.

Belangrijk onderdeel van dit nieuwe wettelijke CO-stelsel, ook wel bekend als de Gasketelwet, is dat technische installatie- en servicebedrijven per 1 april van dit jaar over een CO-certificaat moeten beschikken. Alleen dan mogen zij werkzaamheden verrichten aan een cv-ketel, geiser, gashaard of andere gasverbrandingsinstallaties. Onder werkzaamheden wordt verstaan: plaatsing en aansluiting van een nieuwe installatie, maar ook reparatie of onderhoud van een bestaande voorziening.

De installateur kan het CO-certificaat verkrijgen via een van de hiervoor aangewezen certificerende instellingen. Aan de hand van certificatieschema’s gaat zo’n instelling na of de installateur voor bepaalde werkzaamheden de vereiste vakbekwaamheid bezit en op de juiste wijze te werk gaat. Zo dient het bedrijf bijvoorbeeld een kwaliteitssysteem te voeren en minimaal één monteur in dienst te hebben met het Bewijs van Vakmanschap CO op zak. Ook dient de ingehuurde installateur zich digitaal te kunnen legitimeren.

De gecertificeerde bedrijven zijn terug te vinden in het landelijke, online Register Gasverbrandingsinstallaties. De eisen voor certificering, aan certificatieschema’s en aan certificerende instellingen worden nu ook, na wijziging, aangewezen door het Bouwbesluit 2012 (paragraaf 1.8, artikelen 1.35 tot en met 1.41).

  • Meer informatie over het register, de certificerende instellingen en certificatieschema’s vindt u op www.tlokb.nl
  • Foto: Toelatingsorganisatie Kwaliteitsborging Bouw.

Overdruksystemen: van NPR naar norm

6 april 2023

De Nederlandse Praktijkrichtlijn (NPR) 6095-2:2012 voor het ontwerpen en installeren voor overdruksystemen staat op het punt te worden gepromoveerd tot norm. Daartoe heeft het NEN een ontwerp NEN 6095-2 opgesteld. Tot 1 juli a.s. kunnen belanghebbenden en belangstellenden het ontwerp online becommentariëren.

De NPR 6095:2, gepubliceerd in 2012, geeft richtsnoeren voor het ontwerpen en installeren van overdruksystemen in gebouwen. Deze systemen, waarschijnlijk vooral bekend van gebruik in parkeergarages, kunnen een belangrijke rol vervullen bij het veilig ontvluchten bij brand, omdat ze vluchtroutes zo lang mogelijk rookvrij weten te houden.

De NPR is toepasbaar op zowel mechanische als natuurlijke installaties die moeten voldoen aan de eisen in NEN 6093 (voor aanleg van RWA-systemen in gebouwen in het algemeen) en NEN 6098 (met de voorwaarden en criteria voor rookbeheersingssystemen in mechanisch geventileerde parkeergarages). De richtlijn leent zich eveneens voor de overige rook- en warmteafvoersystemen.

De huidige praktijkrichtlijn beperkt zich echter tot toepassingen in gebouwen met een maximale hoogte van 50 m. Bij gebouwen boven deze hoogte is de richtlijn niet inzetbaar, terwijl vandaag de dag veel nieuwbouw de 50 m.-grens (ruimschoots) passeert en ook (of juist) daar een actief overdruksysteem op zijn plaats kan zijn. Technisch gezien is ’t al prima mogelijk om een dergelijk systeem bij hogere bouw toe te passen, maar gerichte voorschriften voor ontwerp en installatie ontbreken nog.

NEN wil daarom de inhoud van de NPR meer in lijn brengen met dit toepassingsgebied. Hiertoe wordt de richtlijn getransformeerd tot een norm waarin, naast ontwerp- en rekenregels, ook criteria worden opgenomen voor het beoordelen van de installatie en handvatten worden aangereikt voor het correct plaatsen, in werking stellen en beheren van de installatie. De nieuwe norm dient ook aan te sluiten op verwante Europese normen, waaronder de normen (en richtlijnen) uit de koker van de normcommissie CEN/TC 191/SC 1 Smoke and heat systems and components.

Het NEN heeft het ontwerp van de norm inmiddels openbaar gemaakt. Het ontwerp staat tot 1 juli a.s. open voor commentaar via www.normontwerpen.nen.nl

  • Foto: Baulinks.

NEN 6075 (wederom) in herziening

14 maart 2023

De laatste wijzigingsronde dateert van amper vier jaar geleden, toch heeft NEN weer een herziening op stapel staan van NEN 6075, de Nederlandse norm voor het bepalen van de weerstand tegen rookdoorgang tussen ruimten.

De eerste versie van de norm, uit 2011, is in 2019 al eens grondig gewijzigd, vooral om de rookverspreiding in gebouwen tijdens brand nog meer afdoende tegen te gaan. De herziening werd toen mede ingegeven door de uitkomsten van praktijkonderzoek naar rookverspreiding in een leegstaand woon-zorggebouw in Oudewater.

Nu wordt de huidige editie 6075:2020 tegen het licht houden. Bepaalde aanpassingen uit 2019 blijken nu voor verbetering vatbaar. Bovendien laat de praktische toepasbaarheid van de norm nog te wensen over, zo werd ook duidelijk tijdens een Kennisseminar Brandveiligheid, eind vorig jaar.

Daarom gaat het NEN zich onder meer buigen over mogelijke vereenvoudiging en verdere uitwerking van de bepalingsmethoden in de norm. Ook dient de normtekst gemakkelijker leesbaar te worden en moeten enkele onzorgvuldigheden worden weggenomen.

Voor het vaststellen van de rookwerendheid van (bouwkundige) scheidingsconstructies in gebouwen draagt NEN 6075 een tweetal methoden aan. De eerste methode is gebaseerd op het E-criterium: vlamdichtheid betrokken op de afdichting. Hieruit volgt de weerstand tegen rookgang (WRD) uitgedrukt in minuten. De tweede methode toetst de rookwerendheid van de (complete) scheidingsconstructie aan de hand van lekkage (ofwel rookdoorlatendheid). Daarbij moet de scheidingsconstructie voldoen aan criteria in de Europese rookklassen Ra en R200. Ra staat voor koude rook, R200 voor warme rook. Om te voldoen aan een Ra of R200-criterium moeten de onderdelen van de scheidingsconstructie voldoen aan het bepalingscriterium Sa of S200. Sa is de rookdoorlatendheid van het element bij kamertemperatuur (20 °C), S200 de rookdoorlatendheid bij hoge temperatuur (200 °C). Welk criterium aan de orde is, hangt af van de precieze functie van het element.

Sinds 1 juli 2021 zijn Europese rookwerendheidseisen van toepassing op nieuwbouw, verbouw en functiewijziging van gebouwen. Daaronder vallen de eisen aan de WRD van scheidingen in en rond (beschermde) sub-brandcompartimenten. Voor bestaande bouw blijft de WRD op vlamdichtheid nog toegestaan.

  • Foto: NEN.

Spreadsheets opgefrist

20 februari 2023

Bouwen met Staal heeft het gehele assortiment aan XLS-sheets in het BrandInformatieSysteem op deze website, voor het brandveilig dimensioneren van staalconstructies aangepast aan de actuele feiten en inzichten. Tot de collectie behoren sheets voor het berekenen van de kritieke staaltemperatuur van kolommen en liggers en sheets voor het vaststellen van de laagdikte van de brandwerende bescherming (coating, plaat of spuitmortel) op ligger of kolom.

Een van de telgen in deze tools-familie is Bepaling brandwerendheid gevelkolommen.  Met deze spreadsheet kunt u eenvoudig bepalen of een kolom in de gevelzone een brandwerende bescherming nodig heeft en zo ja, aan welke zijde(n) en in welke laagdikte(n).
De tool biedt daarbij keuze uit drie verschillende typen beschermingsmaterialen: brandwerende verf (opschuimende coating), brandwerende plaat of brandwerende spuitmortel. Per kolomzijde kan het type bescherming en/of de laagdikte van de bescherming anders zijn.

De tool berekent de brandwerendheid van de kolom volgens NEN-EN 1991-1-2 en NEN-EN 1993-1-2. Vooraf voert u in het profieltype (H-, I-, buis- of kokerprofiel), de kritieke staaltemperatuur van de gevelkolom (bijv. 550 ºC), de brandwerendheid van de gevel (bijv. 60 minuten) én de afstand en oriëntatie van de kolom ten opzichte van de gevel (bijv. 50 mm. en – als u een H- of I-profiel verkiest –: ‘flens kolom evenwijdig aan de gevel’). Daarna vult u per zijde de gewenste brandwerende bescherming in (type, laagdikte en eventuele beschadiging) en de relevante productgegevens zoals de warmtegeleidingscoëfficiënt (W/(m·K)). Ook geeft u per zijde het percentage beschadiging van de bescherming op, mocht hiervan sprake zijn.

Het rekenresultaat is een overzicht van de staaltemperatuur van de gekozen oplossing vanaf 5 t/m 120 minuten, steeds in stappen van 5 minuten. In het overzicht ziet u na hoeveel minuten de oplossing de kritieke staaltemperatuur bereikt en of de oplossing de vereiste brandwerendheid levert danwel nog aanpassingen nodig zijn.

  • Alle Excel-sheets zijn (in hun nieuwe, november 2022-versie) gratis op te halen via de index Excel-spreadsheets. U vindt ze ook onder de tabs Tools en Tools BmS.
  • Foto: onderwijsgebouw Echo, TU Delft (UNStudio, © Hufton+Crow).

Inspectie brandveiligheid opslag gevaarlijke stoffen geharmoniseerd

2 februari 2023

Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) introduceert het Harmonisatiedocument inspectierapport PGS. Dit document, december vorig jaar gepubliceerd, voorziet in (nog meer) samenhang tussen de bestaande inspectieschema’s voor brandveilige opslag van gevaarlijke stoffen.

Bij het inpandig opslaan van gevaarlijke stoffen is ’t even evident als cruciaal om de opslagruimten afdoende te beveiligen tegen het ontstaan en de verspreiding van brand. Sommige gevaarlijke stoffen, zowel vloeibaar als vast, zijn immers (zeer) licht ontvlambaar en kunnen gemakkelijk brand veroorzaken. Bovendien kunnen giftige vloeistofdampen of gassen vrijkomen waardoor een brand zich gemakkelijk kan voortplanten, lopen mensen in en om het gebouw gezondheidsrisico’s en kan het lokale leefmilieu worden aangetast. Om dergelijke ‘worst case scenario’s’ uit te bannen, moet de brandveiligheid van de opslagruimte, zowel bouwkundig als installatietechnisch, aan de eisen voldoen. Hiervoor heeft het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV) al enige tijd een tweetal inspectieschema’s voor handen: het ‘CVV-inspectieschema Uitgangsdocument Brandbeveiliging Opslag Gevaarlijke Stoffen volgens PGS (UPD-PGS)’ en het ‘CCV-inspectieschema Brandbeveiliging Opslag Gevaarlijke Stoffen PGS (BB-PGS)’.

De twee schema’s geven aan hoe een inspectie dient te verlopen en welke aspecten daarbij worden beoordeeld. Beide publicaties sluiten direct aan bij de PGS 15, de richtlijn voor brandveilige opslag van (verpakte) gevaarlijke stoffen. Daarnaast zijn ze in lijn met verwante delen van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen, zoals de PGS 29 over opslag van brandbare vloeistoffen.

Goed geregeld, maar dan nog kunnen tijdens de uitvoering van een inspectie of bij rapportage van de bevindingen onduidelijkheden of onjuiste interpretaties ontstaan. Daarom heeft het CCV afgelopen december het Harmonisatiedocument inspectierapport PGS uitgebracht. In dit nieuwe document, opgesteld in overleg met inspectie-instellingen, zijn de richtsnoeren van de twee afzonderlijke inspectieschema’s op elkaar afgestemd. De harmonisatie-afspraken worden mettertijd ook opgenomen in herziene versies van beide inspectieschema’s.

Het CCV heeft het harmonisatiedocument gepubliceerd na positief advies van de Commissie van Belanghebbenden Brandbeveiliging. De formele ingangsdatum van het document ofwel ‘conformiteitsschema’ is gezet op 15 maart 2023.

  • De nieuwe uitgave alsook de twee bestaande inspectieschema’s kunt u gratis downloaden van deze webpagina van het CCV (onder de tab ‘Documenten’).
  • Foto: Willems Logistics.


NEN 6069, helemaal 2022


9 januari 2022

NEN 6069 ‘Bepaling en classificatie van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten’ is weer helemaal van deze tijd. De eerste norm-editie dateerde alweer van 2011 en was in 2019 voor het laatst gecorrigeerd en aangevuld. Nu is bij het NEN de NEN 6069:2022 beschikbaar, met nagenoeg dezelfde inhoud, maar wel beter leesbaar en met een betere aansluiting op de verwante NEN 6068. En ja, de nieuwe editie heeft toch ook enkele essentiële verduidelijkingen of aanvullingen gekregen.

Tot de belangrijke wijzigingen behoort de aangepaste titel. Luidde de uitgave 2011 ‘Beproeving en klassering van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten’; de publicatie 2022 luistert naar: ‘Bepaling en classificatie van de brandwerendheid van bouwdelen en bouwproducten. Die twee andere woordjes maken echter een flink verschil.

De benaming ‘classificatie’ past beter bij de terminologie in de Europese classificatienormen, de reeks NEN-EN 13501. De meer generieke term ‘bepaling’ vervangt ‘beproeving’, omdat de nieuwe norm-editie nu niet alleen richtsnoeren geeft voor het vaststellen van de brandwerendheid via een beproeving, maar ook via een beoordeling.

NEN 6069:2022 maakt duidelijk dat de brandwerendheid van bouwproducten en bouwdelen mét verplichte CE-markering moet worden beoordeeld aan de hand van Europese testmethoden en/of Extended Applications. De brandwerendheid van bouwdelen en -producten waarvoor geen CE-markering is vereist, mag óók volgens bijlage A van NEN 6069. Deze bijlage geeft de ‘oude’ bepalingsmethode die vóór invoering van de Europese beproevingsnormen in Nederland gangbaar is geweest. Los van een enkele verbeterde formulering is bijlage A inhoudelijk niet veranderd. De aansturing van bijlage A, in hoofdstuk 1 en 5, is echter wel verduidelijkt.

In bijlage B zijn nu alle beoordelingscriteria voor brandwerende (delen van) gevels en daken bijeengebracht. Bovendien is de bijlage normatief gemaakt, de aansturing gebeurt in paragraaf 7.4 van de norm. Bijlage B van NEN 6069 gaat er van uit dat de WBDBO is bepaald conform NEN 6068. De berekening volgens NEN 6068 wijst uit of een gevelontwerp, als samenstel van dichte en open geveldelen, voldoende weerstand tegen branddoorslag en -overslag bezit. NEN 6069 geeft via diverse tabellen aan in welke situatie, welk criterium moeten worden gehanteerd bij het beschouwen van een geveldeel als ‘dicht’.

In bijlage B is de brandwerendheid van geveldelen nu ook gekoppeld aan (mogelijk) optreden van de brandweer. De WBDBO-eis is vertaald naar een tijdsduur ‘tt’ die staat voor de duur van de brandwerendheid van het geveldeel én afhangt van het al dan niet bereikbaar zijn van dit geveldeel voor bluswerkzaamheden door de brandweer. Als de WBDBO-eis 20 of 30 minuten is, is deze tt-waarde ook 20 of 30 minuten. Bedraagt de WBDBO-eis 60 minuten, dan komt de tt-waarde op 30 minuten onder de voorwaarde dat het geveldeel bereikbaar is voor de brandweer. Zo niet, dan wordt de tt in beginsel ook 60 minuten.

De afgelopen twee jaar heeft een NEN-werkgroep in opdracht van de NEN-normcommissie 353084 aan de NEN 6069:2022 gewerkt. Een van de betrokkene bij het normalisatieproces, Gert van den Berg van DMGR, heeft in dit artikel de voornaamste aanpassingen op een rij gezet.

Verschillen in voorschriften Bouwbesluit en BBL verklaard

15 december 2022

Naar verwachting 1 juli volgend jaar wordt de Omgevingswet van kracht en treedt ook het Bbl, Besluit bouwwerken leefomgeving in werking. In het Bbl komt een groot deel van de technische voorschriften uit het huidige Bouwbesluit (2012) terecht. Oude en nieuwe wet zullen dan ook sterk overeengekomen, maar onderscheid is er evenzeer. Juist die verschillen tussen beide, staan centraal in een nieuwe publicatie van het NIPV (Nederlands Instituut Publieke Veiligheid) onder de ondubbelzinnige titel ‘Verschillen Bouwbesluit 2012 en Besluit bouwwerken leefomgeving’.

De subtitel ‘Analyse brandveiligheidsvoorschriften’ maakt, ook al onomwonden, duidelijk wat de uitgave te bieden heeft: een doortimmerde en tegelijkertijd praktijkgerichte beschouwing van de verschillen tussen Bouwbesluit en Bbl als ’t gaat om de meest relevante brandveiligheidsregels , gevolgd door een glasheldere toelichting op de consequenties en de impact van de verschillen op het brandveiligheidsniveau in gebouwen. Bij hun impact-analyses zijn de drie auteurs – Johan van der Graaf van het NIPV en Jenne Mul en Joep Kleinheerenbrink van Veiligheidsregio IJsselland – tevens teruggevallen op bestaande literatuur, verslaglegging van praktijksituaties en eigen praktijkervaringen.

Uitgesmeerd over 46-pagina’s komen de verschillen tussen de regels van het Bouwbesluit en die van het aanstaande Bbl aan de orde voor een elftal belangrijke brandveiligheidsonderwerpen. Aan bod komen onder meer rookwerendheid, tweede vluchtroute in een bestaande woonfunctie, aansturing NEN 6060 en NEN 6079, maar bijvoorbeeld ook spiegelsymmetrie. Op grond van de aankomende Bbl wordt het principe van spiegelsymmetrie minder ruim toepasbaar bij nieuwbouw dan tot nu toe volgens het Bouwbesluit. De mogelijkheden om bij een geringe afstand tot de perceelgrens te voldoen aan de WBDBO-eisen door uitsluitend de gevel van buiten naar binnen brandwerend uit te voeren (en bijvoorbeeld de draagconstructie van de nieuwbouw níet) zijn in het Bbl ingeperkt.

Fire Sprinkler International 2023 zoekt sprekers

24 november 2022

Woensdag 31 mei en donderdag 1 juni a.s. is het Elicium van RAI Amsterdam het domein van Fire Sprinkler International 2023, het toonaangevende event rond sprinkler- en watermisttechnlogie voor het voorkomen en beheersen van brand.

De vorige editie van het evenement, eerder dit jaar in Londen, voorzag in een uitgebreid programma met zo’n 50 bedrijfspresentaties op de beursvloer, 50 lezingen door evenzoveel deskundigen en in totaal zo’n 300 bezoekers. European Fire Sprinkler Network en Verenigde Sprinkler Industrie/ Federatie Veilig Nederland, gezamenlijk verantwoordelijk voor de organisatie, hopen deze mooie getallen volgend jaar in Amsterdam natuurlijk te overtreffen.

U doet ze dan ook een groot plezier als u zich nu al registreert als bezoeker. Naast een bezoek is ’t ook mogelijk met uw bedrijf of organisatie deel te nemen aan de vakbeurs of sponsor worden óf een lezing te verzorgen tijdens het congres. Om voor een plek in het congresprogramma in aanmerking te komen, kunt u zich tot 16 december a.s. melden bij brinson@eurosprinkler.org met een korte samenvatting van uw voordracht. Vermeld daarbij wie de lezing gaat verzorgen (uzelf, een collega, een relatie) en namens welk bedrijf/organisatie dat gebeurt.

De lezing zou gerelateerd moeten zijn aan een van de congresthema’s: oplossingen voor brandbeheersingsvraagstukken, fire engineering met sprinklers, nieuwe technologie in sprinklers en watermist, kwaliteitsborging, duurzaamheid, educatie en ‘remote services’ van sprinklersystemen. Ook welkom zijn bijdragen rond nieuwe regelgeving en voorwaarden voor de aanleg van sprinklerinstallaties in gebouwen.

Woensdag 20 januari a.s. laat de organisatie weten wie het podium betreden, 31 mei dan wel 1 juni volgend jaar in Elicium RAI Amsterdam.

BrandInformatieSysteem krijgt grote beurt

18 november 2022

Al sinds de lancering in 2009 is op deze website een even uitgebreide als geordende collectie aan informatiepagina’s, webtools, spreadsheets en publicaties te vinden die de architect, constructeur, brandveiligheidsadviseur en andere betrokken professionals in bouwprojecten verder helpt bij het ontwerpen, dimensioneren, toetsen en beoordelen van verschillende typen gebouwen op brandveiligheid.

In de loop der jaren is dit BrandInformatieSysteem geregeld ververst en aangevuld met nieuwe informatieve hulpmiddelen, van een betrekkelijk eenvoudige webpagina met tabellen of pull down menu’s tot en met complete ‘substructuren’ voor de brandveilige keuze van brandwerende coatings en brandwerende platen en -mortel. Deze tussentijdse, toch wat incidentele herzieningen gaan nu plaats maken voor een grootscheepse update waar Bouwen met Staal, samensteller, uitgever en beheerder van het online informatiesysteem, de komende twee jaar zoet mee is.

Die actualisatie is onder meer nodig omdat volgend jaar het Besluit bouwwerken leefomgeving zijn intrede doet, als vervanger van het huidige Bouwbesluit. Maar ook omdat het BrandInformatieSysteem, hoe goed gevuld ook, nog wel informatieve verrijking verdient, bijvoorbeeld als het gaat om de brandveiligheidsaspecten van de toepassing van staalframebouw, het bouwen met dunwandige koudgevormde profielen.

Onder aanvoering van brandveiligheidsadviseur Ralph Hamerlinck heeft Bouwen met Staal de ‘vernieuwingsoperatie’ al in gang gezet. Daarbij kan de organisatie de komende tijd rekenen op de financiële support van de Koninklijke Staalfederatie, de landelijke vereniging voor handelsondernemingen in staal en andere metalen.

De eerste resultaten zijn al geboekt. Zo is in het BrandInformatieSysteem nu een tool beschikbaar, speciaal voor het veelvoorkomende type van de open, natuurlijk geventileerde parkeergarage. De tool biedt vuistregels waarmee de constructeur in de fase van het voorlopig ontwerp kan bepalen of de staalconstructie van de garage met minder of zelfs zonder brandwerende bescherming toe kan. Over enkele dagen gaat er nóg een nieuwe tool ‘live’. Met deze XLSX-tool is snel vast te stellen wat het effect is op de opwarming van een staalprofiel bij brand als de brandwerende bescherming op dat profiel plaatselijk ontbreekt of beschadigd is.

In de eerstkomende editie van het vakblad Bouwen met Staal (december 2022) treft u een nadere toelichting op de twee nieuwe tools, als voorbodes van de ‘grote beurt’ van het BrandInformatieSysteem. Tijdens de werkzaamheden blijven het systeem en de website gewoon bereikbaar.

Meer tijd voor CO-certificering

3 november 2022

Nog tot 1 april volgend jaar kunnen technische installatie- en servicebedrijven het wettelijk verplichte CO-certificaat behalen. Vanaf die datum moeten bedrijven zo’n certificaat in bezit hebben om gasverbrandingsinstallaties zoals Cv-ketels, geisers en gashaarden te mogen plaatsen, onderhouden of repareren. De verplichting is het uitvloeisel van de wettelijk regeling CO-certificering, ook wel bekend als de Gasketelwet, die op 1 oktober 2020 is aangenomen.

Aanvankelijk zouden bedrijven al op 1 januari 2023 gecertificeerd moeten zijn. Minister de Jonge van Volkshuisvesting heeft deze deadline verlegd naar 1 april, zodat straks voldoende gecertificeerde bedrijven kunnen voorzien in de groeiende vraag van particuliere woningbezitters en professionele gebouweigenaren en -beheerders.

Op dit moment moet het eerste installatietechnisch bedrijf met CO-certificaat nog worden geregistreerd. De voorbereiding op certificering blijkt tijdrovend. Het bedrijf moet haar kwaliteitssysteem op orde hebben (of brengen) en minimaal één monteur in dienst hebben (of nemen) die beschikt over het Bewijs van Vakmanschap CO. Pas dan kan de certificaat-aanvraag de deur uit. Vervolgens heeft een certificerende instelling nog 5 tot 6 weken nodig voor de certificering van een gemiddeld installatiebedrijf.

Met het uitstel hebben bedrijven en certificerende instellingen nu enig soelaas gekregen. Maar de ingangsdatum van de verplichting wordt niet nog een keer heroverwogen, waarschuwt de minister. Op 1 april 2023 dienen bedrijven het CO-certificaat binnen te hebben, anders mogen ze niet meer werken aan gasverbrandingsinstallaties.

Meer informatie over de CO-certificering, een model-kwaliteitshandboek op basis van de BRL K25000 en een app. met checklist voor het opzetten en onderhouden van een kwaliteitssysteem zijn verzameld op www.co-certificatie.nl

  • Foto: installatieprofs.nl

Handelingsperspectieven energietransitie onder handbereik

24 oktober 2022

Hoe ga je als brandweer in de praktijk om met incidenten waarbij dragers van relatief nieuwe vormen van energie zijn betrokken, zoals LNG, waterstof of wind- of zonne-energie? Het antwoord op die vraag (en vele bijbehorende vragen) is nu te vinden in het Zakboek Energietransitie incidentbestrijders.

In de publicatie heeft het NIPV alle operationele kennis over de risico’s en de meest effectieve aanpak van incidenten met nieuwe energiedragers in een handzaam overzicht bijeengebracht. Achtereenvolgens komen aan bod: accu’s, biomassa, elektriciteit, geothermie, koolstofdioxide, LNG (Liquified Natural Gas), multifuel tankstations, waterstof, windturbines en zonnepanelen. De uitgave is in zakboek-formaat, zodat de officier van dienst, de bevelvoerder, de brandwacht maar ook de brandpreventie-medewerker of de adviseur gevaarlijke stoffen de voornaamste informatie direct bij de hand heeft.

Bij elke energiedrager is een QR-code gevoegd, die linkt naar een aparte aandachtskaart van het NIPV met nadere informatie. Meer informatie over het onderwerp energietransitie voor incidentbestrijders in de bredere zin is verwerkt in een onlangs geactualiseerd infoblad.

Download Zakboek Energietransitie voor incidentbestrijders (PDF)

Download Infoblad energietransitie voor incidentbestrijders (PDF)

Claims ná woningbrand fors gedaald

12 oktober 2022

Schadeverzekeraars in Nederland hebben het afgelopen jaar, vergeleken met het jaar ervoor – aanmerkelijk minder claims ontvangen na woningbranden. In geheel 2021 werden 59.011 verzoeken tot schadevergoeding ingediend versus 67.165 in 2020. Het Verbond van Verzekeraars laat dat weten in haar nieuwe Risicomonitor Woningbranden.

Met die daling zet de neerwaartse trend sinds 2018 door. Alleen 2020 laat een lichte toename noteren, vermoedelijk omdat in dat coronajaar mensen langer thuis waren, aldus het Verbond van Verzekeraars.

De nationale belangenvereniging voor schade- en levensverzekeraars schrijft de afname in claims onder meer toe aan de voortdurende aandacht voor brandpreventie, waaronder de inmiddels wettelijke verplichting tot het installeren van brandmelders in woningen. ‘Ook zien we een daling van de brandschade na oud en nieuw, omdat zwaar vuurwerk is verboden en er beter wordt gehandhaafd’, stelt algemeen directeur van het Verbond, Richard Weurding.

De afname in claims ten spijt, de Nederlandse Brandwonden Stichting heeft het afgelopen jaar nog hetzelfde aantal slachtoffers geteld. Directeur Rob Baardse ‘Het is heel mooi om te zien dat het aantal claims woningbranden daalt. Maar we kunnen deze resultaten helaas nog niet terugzien in de cijfers van de brandwondencentra.’

Daarnaast betwijfelt Richard Weurding of de daling ook dit jaar aanhoudt. De fors gestegen energieprijzen leiden tot de inzet van alternatieve, goedkopere materialen en technieken voor het verwarmen van de woning. ‘Er wordt ook geëxperimenteerd met kaarsen in kleipotten en verwarmingslampen. Dat is begrijpelijk maar het kan als je niet oppast slecht uitpakken.’

Ook Brandweer Nederland wijst op dit gevaar en adviseert schoorstenen regelmatig te laten vegen en geen nat hout te stoken. Samen met de Nederlandse Brandwonden Stichting en het NIPV gaat Brandweer Nederland de komende tijd vooral veel voorlichting en advies verzorgen rond de aanschaf, plaatsing en controle van rookmelders in woningen, mede vanwege de wettelijke verplichting per 1 juli 2022. Dat gebeurt tijdens de Brandpreventieweken, een gezamenlijke campagne die elk jaar in de oktobermaand door de drie organisaties wordt uitgerold om het brandveiligheidsbewustzijn te bevorderen en (mede daarmee) de risico’s op brand te beperken. Het campagnethema van dit jaar luidt ‘Rookmelders redden levens’.

NIPV-onderzoek kritisch op stay-in-place

26 augustus 2022

In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken heeft het NIPV (Nederlands Instituut Publieke Veiligheid) onderzoek gedaan naar de risico’s van (snelle) verspreiding van (giftige) rook bij brand in appartementengebouwen en de mogelijkheden voor veilig vluchten.

De studie volgt op aanbevelingen van de ATGB (Adviescommissie Toepassing en Gelijkwaardigheid Bouwvoorschriften) naar aanleiding van het Grenfell Inquiry Phase 1 Report. Op grond van dit grootschalig onderzoek naar de fatale brand in de Londense woonflat, in 14 juni 2017, pleitte het ATGB (onder meer) voor nadere beschouwing van de gevaren op rookverspreiding tijdens brand in appartementengebouwen in Nederland. Claims ná woningbrand fors gedaald

Daartoe hebben de NIPV-onderzoekers zich gebogen over de risico’s van rookverspreiding in (extra) beschermde vluchtroutes en hoe deze risico’s kunnen worden gereduceerd in relatie tot de persoonlijke veiligheid van bewoners en een veilige ontruiming. Daarbij is de effectiviteit aan de tand gevoeld van de twee (uiterste) ontruimingsconcepten – ‘ontvluchting’ en ‘stay-in-place’ – en de doelmatigheid van brand- en rookwerende maatregelen volgens de huidige brandveiligheidsregelgeving bij toepassing van deze concepten.

In geval van snelle distributie van rook bij brand nemen de veiligheidsrisico’s van de gebruikers van het gebouw toe, naarmate die gebruikers meer kwetsbaar zijn. Hoe meer kwetsbaar de ‘doelgroep’, des te meer tijd is nodig om het gebouw veilig uit te komen. Die tijd is er dikwijls niet en dat maakt ‘stay-in-place’ op papier een logisch alternatief voor directe ontruiming, misschien zelfs meer geschikt als de bewoners vergaand verminderd mobiel en zelfredzaam zijn (ouderen, kleine kinderen).

Vaak zijn de huidige voorzieningen op het gebied van passieve en actieve brand- en rookwerendheid in het woongebouw echter niet toereikend voor een succesvolle uitvoering van het stay-in-place concept, constateren de onderzoekers. Ook bij stay-in-place is een combinatie van passieve en actieve maatregelen, ter preventie van het ontstaan en de uitbreiding van rook, het meest doelmatig. Bijvoorbeeld het nauwkeurig lucht- en rookdicht maken van scheidingen, een aanvullend subbrandcompartiment in de (extra) beschermde vluchtroute en een automatische brandmeld- of sprinklerinstallatie.

Maar bij zeer kwetsbare doelgroepen kan geen enkele combinatie van deze maatregelen garant staan voor een veilige verblijftijd van minimaal 90 minuten. Om stay-in-place dan even betrouwbaar te laten zijn als direct ontvluchten, zouden de eisen voor de rook- en brandwerendheid van onder meer scheidingsconstructies in het huidige Bouwbesluit en aanstaande opvolger Besluit bouwwerken leefomgeving aanscherping verdienen. Deze eisen zijn (immers) nu nog gericht op de inzet van het ontvluchtingsconcept.

Vervolgonderzoek of misschien wel een maatschappelijk debat zijn nodig om voor stay-in-place duidelijke kaders te scheppen, vinden de onderzoekers. Daarna zijn een toetscriterium (grenswaarde) en een nadere bepalingsmethode geboden om in de toekomst stay in place-specifieke maatregelen te kunnen voorschrijven.

NEN en CCV langer samen door

19 juli 2022

Het NEN en het Centrum voor Criminaliteitspreventie (CCV) hebben hun samenwerking voor onbepaalde duur verlengd. Al sinds 2016 werken beide organisaties samen voor het verbeteren van de praktische toepassing van normen, keurmerken en inspectie-richtlijnen voor brandbeveiligingsinstallaties. De wens tot voortzetting bleek wederzijds en resulteerde 7 juli jl. in de officiële verlenging (voor onbepaalde tijd) van de bestaande convenanten voor brandblus- en brandmeldinstallaties. Mochten beide partners ook op andere terreinen de krachten willen bundelen, bijvoorbeeld voor rookbeheersingsinstallaties, dan is de vernieuwde overeenkomst uit te breiden.

Met het samenwerkingsverband willen NEN en CCV er onder meer voor zorgen dat de normen van het NEN (nog) beter aansluiten op het gebruik in de praktijk, bijvoorbeeld bij inspectie van installaties volgens CCV-inspectieschema’s. Als inspecteurs aanlopen tegen onduidelijkheden in de norm en de voorschriften mogelijk onjuist opvatten, maakt het CCV een zogeheten interpretatiebesluit met daarin een eenduidige uitleg van de normtekst.

Zo’n interpretatiebesluit wordt in beginsel opgenomen in de herziening van de norm, onder begeleiding van het NEN. Zo zijn, voor de heruitgave van 2018, veertien CCV-interpretatiebesluiten verwerkt in de NEN-EN 12845:2015+NEN 1073:2018 Vaste brandblusinstallaties - Automatische sprinklerinstallaties - Ontwerp, installatie en onderhoud. En onlangs nog zijn zes besluiten verdisconteerd in de NEN 2535:2021 Ontw. Brandveiligheid van gebouwen - Brandmeldinstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projectierichtlijnen.

Achterliggende gedachte: duidelijke normen leiden tot betere afspraken, minder faalkosten en bovenal een grotere betrouwbaarheid van brandmeld- en brandblusinstallaties.

Informatieve bijstand bij brandbestrijding zonnepanelen

6 juli 2022

Het gebruik van zonnepanelen en PV- ofwel zonnestroominstallaties neemt hand over hand toe, zowel bij woningen als bedrijfsgebouwen. Maar nieuwe technische voorzieningen brengen ook nieuwe (brand)veiligheidsrisico’s met zich mee. Met welke risico’s heb je te maken en hoe pak je een ‘PV-brand’ het beste aan? Brandweer Nederland en NIPV (Nederlands Instituut Publieke Veiligheid, voorheen IFV) hebben de antwoorden voor de brandweerpraktijk vervat in de Handreiking Incident Bestrijding Zonnepanelen.

De publicatie opent met een verhelderend onderscheid tussen het zonnepaneel en de zonnecollector/-boiler om daarna nader in te gaan op zonnepanelen als onderdeel van de PV-installatie. Na een algemene schets van de verschillende systemen en toepassingen (op-dak, in-dak, in of op gevel, op het maaiveld) en bijbehorende brandrisico’s volgt een gedetailleerde (en toch ook praktisch) uiteenzetting van de werking en opbouw van gangbare PV-installaties. Van elke basiscomponent – panelen, kabels, omvormer, de aansluiting op de meterkast– wordt beschreven wat de functie is binnen het systeem en waarop de brandweer bedacht moet zijn bij de aanpak van een incident. Ook schenkt de handreiking aandacht aan componenten en toepassingen die nog niet zo gebruikelijk zijn, zoals een accupakket voor energieopslag, optimizers en combinerboxen.

Aansluitend zet de uitgave de voornaamste gevaren en handelingsperspectieven bij incidenten met PV-installaties (nog eens) op een rij. Deze handelingsperspectieven worden nader toegelicht aan de hand van een viertal realistische scenario’s van incidenten met zonnepanelen zoals een brand op een plat dak van een industriegebouw met een paar honderd panelen. Afsluitend levert de Handreiking ook een beslisschema aan voor de inzet van brandweer en hulpverleningsdiensten bij een PV-brand.

Een overzicht van de belangrijkste items van de Handreiking zijn samengebracht op een handzame Aandachtskaart Zonnepanelen, wederom inclusief beslisschema.

Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen al deels van kracht

21 juni 2022

Jongstleden april zijn al enkele artikelen van de Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen en het bijbehorende Besluit in werking getreden. Invoering van de wet als geheel is nog altijd voorzien voor 1 januari 2023. Enkele onderdelen zijn echter vervroegd geactiveerd om de officiële instelling mogelijk te maken van de Toelatingsorganisatie kwaliteitsborging bouw, het orgaan dat toezicht gaat houden op het nieuwe stelsel.

Zodra ingesteld, mag de Toelatingsorganisatie overgaan tot het toetsen van instrumenten voor kwaliteitsborging aan de eisen in het Besluit kwaliteitsborging en de Regeling kwaliteitsborging.

Voldoen de instrumenten aan de eisen, dan kan het TloKB ze (alvast) toelaten tot het stelsel en het landelijk register. Bij invoering van het complete stelsel (per 1 januari volgend jaar) zijn dan naar verwachting voldoende borgingsinstrumenten voorhanden.

De Regeling kwaliteitsborging voor het bouwen wordt ingevoegd in de Regeling Bouwbesluit 2012. Zodra de Omgevingswet (op 1 januari 2023) in werking treedt, gaan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en de Regeling bouwbesluit 2012 over naar respectievelijk het Besluit bouwwerken leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving, het Omgevingsbesluit en de Omgevingsregeling. Na die transitie treedt ook het nieuwe stelsel zelf in werking. Tot die tijd is voor vergunningplichtige bouwactiviteiten een omgevingsvergunning onder de Wabo verplicht.

  • Foto: kunstwerk Het Palenhuis (Sluisbuurt, Amsterdam) in uitvoering (Piet van Wijk, Damast Architects).

Gevolgen zonnepaneelbranden baart verzekeraars zorgen

8 juni 2022

Wie is (of zijn) verantwoordelijk voor herstel van de schade als gevolg van een zonnepaneelbrand, wie betaalt de kosten en welk deel van die kosten dient te zijn gedekt door de verzekering? Het Verbond van Verzekeraars worstelt met vragen over de ‘nasleep’ van branden met zonnepanelen op daken van woningen en bedrijfsgebouwen.

Daarom wil de organisatie nog voor de zomer met de verschillende schakels in de zonnepaneel-keten om tafel om de verantwoordelijkheden en verplichtingen helder te krijgen. Voor de toekomst zou een protocol, onderschreven door alle betrokken partijen, hierin de gewenste duidelijkheid kunnen bieden.

De verzekeraarsorganisatie sluit niet uit dat bestaande verzekeringen moet worden uitgebreid zodat alle mogelijke (gevolg)schade door een zonnepaneelbrand voortaan is meeverzekerd. Dat kan mogelijk resulteren in premieverhoging.

De directe schade aan het gebouw door brand bij zonnepanelen valt veelal onder de gebouwverzekering. Over de indirecte consequenties is volgens het verbond echter nog veel ongewis. Zo worden de kosten van het opruimen van zonnepaneeldeeltjes die bij brand losraken en in de omgeving terechtkomen vaak alleen gedekt door een aanvullende verzekering. Bovendien vergoedt zo’n aanvullende verzekering doorgaans alleen de ‘kale opruimkosten’ en niet de andere kosten van de beredding, zoals van schadeonderzoek en reconditionering.

Verzekerden zouden zich ook kunnen beroepen op de milieuschadeverzekering, maar dat kan pas als daadwerkelijk sprake is van verontreiniging. Over de verontreinigende werking van zonnepaneeldeeltjes is op dit moment nog veel discussie. Een aanspraak op de aansprakelijkheidsverzekering is alleen mogelijk als aansprakelijkheid aan de orde is. Bij zonnepaneeldeeltjes is dat niet altijd het geval. Bij de huidige gebouwverzekeringen ligt de dekking van de salvagekosten vaak flink lager dan bij milieuschadeverzekeringen. Het is aan de individuele verzekeringsmaatschappij om te bepalen of en in hoeverre hiervoor een premieverhoging op z’n plaats is, aldus het Verbond van Verzekeraars.

De actuele bezorgdheid van de landelijke belangenvereniging voor schade- en levensverzekeraars is mede opgewekt door een uitslaande brand bij een houthandel in het Friese Noardburgum in mei vorig jaar. Daarbij gingen ook de zonnepanelen op het dak van het bedrijfspand in vlammen op. Scherfvormige restanten van de panelen kwamen in de wijde omtrek neer, in een gebied van meerdere kilometers rondom de brandhaard.

Eenzelfde incident voltrok zich een jaar eerder (2020) bij een bollenbedrijf in Moerbeek, in de provincie Noord-Holland. Twee loodsen van het bedrijf brandden af, de glasscherven van de zonnepanelen verspreidden zich over een miljoen vierkante meter grond. Werknemers van de onderneming en een saneringsbedrijf waren dagen bezig met het handmatig verzamelen van alle stukjes glas. ‘Er moet een landelijk plan worden opgesteld voor de aanpak van branden waarbij glas vrijkomt van zonnepanelen’, reageerde de Omgevingsdienst Noord-Holland Noord toen.

  • Foto: resten zonnepanelen na brand bedrijfsgebouw Noardburgum (© Gemeente Tytsjerksteradiel).

Brandveiligheid parkeergarages onder woongebouwen

30 mei 2022

De brandveiligheid van parkeergarages onder appartementengebouwen blijft – om het cliché maar weer eens te bezigen – een hot item. Parkeergarages onder wooncomplexen vallen geregeld aan brand ten prooi en de schade is veelal fors. Bovendien blijft de schade vaak niet beperkt tot de garage. Ook vloeren of andere delen van de draagconstructie van het bovenliggende woongebouw komen soms flink gehavend uit de brand.

Gebouweigenaren onderschatten de risico’s, vindt Brandveilig Bouwen Nederland (BBN). Daarom heeft de landelijke vereniging voor bouwkundige brandpreventie, samen met Brandweer Nederland en Vereniging Bouw- en woningtoezicht een webinar rond de brandveiligheid van parkeergarages onder appartementencomplexen opgetuigd.

Het event vindt (online) plaats op donderdagmiddag 16 juni a.s., is gratis toegankelijk en voorziet in optredens van Arjan Barreveld (Brandweer Nederland), Paul de Koning en René de Feijter (beide Efectis) en Jan Peter de Boer (als lid van het projectteam Essentiële Controlepunten Brandveiligheid (ECB) van BBN).

Ter afsluiting staat de officiële presentatie op stapel van de whitepaper ‘Brandveiligheid parkeergarages onder gestapelde woningbouw’, compleet met gerichte controlepunten voor de brandveiligheid.

State of the art in brandveiligheid

11 mei 2022

Drie dagen, drie thema’s. Dat is in een notendop wat het aankomende Congres Brandveiligheid in Echteld in petto heeft voor professionals en belangstellenden in de brandveiligheid van de gebouwde omgeving.

Om wat minder kort door de bocht te zijn: het congres vindt plaats op maandag 20, dinsdag 21 en woensdag 22 juni a.s. en elke dag gaat een gezelschap van vijf sprekers nader in op de laatste ontwikkelingen op één belangrijk onderdeel van het brede vakgebied. Zo staat de openingsdag in het teken van bouwkundige brandveiligheid, is dag 2 gewijd aan brandbeveiligingsinstallaties en de slotdag geheel gewijd aan Fire Safety Engineering (FSE). Voor dit afsluitende thema betreden onder meer IJsbrand van Straalen (Senior Principal Scientist, TNO) en Ruud van Herpen (Fellow Fire Engineering, TU Eindhoven) het congrespodium.

Van Straalen zoomt in op het objectief beoordelen van brandveiligheidsmaatregelen via kwantitatieve risicobenadering. Aan de hand van uiteenlopende praktijkvoorbeelden legt de TNO-onderzoeker uit wat aan deze beoordelingssystematiek ten grondslag ligt en welke inzichten hierdoor ontstaan. Daarbij gaat hij in op de persoonlijke veiligheid bij brand, het beperken van schade door brand en de aansluiting op de bestaande wet- en regelgeving.

Zowel voorstanders als sceptici over het (brandveilig) gebruik van hout als constructiemateriaal komen aan hun informatieve trekken bij Ruud van Herpen. Hij stelt publiekelijk de vraag of bij toepassing van kruislaaghout, ofwel Cross Laminated Timber (CLT) het risico van een afbrandscenario groter wordt, ook al wordt voldaan aan de brandveiligheidsvoorschriften vanuit het huidige Bouwbesluit en het toekomstige Besluit Bouwwerken Leefomgeving. Andere belangwekkende kwesties die Van Herpen hierbij aanroert: past een afbrandscenario wel bij een duurzaam gebouw of moet zo’n gebouw juist ‘fire resilient’ zijn? En: hoe kunnen we gebouwen met een CLT-constructie dan fire resilient ontwerpen en bouwen?

Met kennis van sprinklers

19 april 2022

Het toepassen van een sprinklerinstallatie kan een probaat middel zijn bij het brandveilig(er) maken van een gebouw. Een sprinklerinstallatie zorgt ervoor dat een brand in de kiem wordt gesmoord en veelal ook direct wordt geblust. De kans op brandvoortplanting blijft beperkt, zo ook de omvang en ernst van de schade.

Daarmee is een brandveiligheidsconcept met sprinklerinstallatie zeker de moeite van het overwegen waard. Maar als je dan kiest voor sprinklers, waarop moet je dan in de praktijk letten? Hoe bereik je het gewenste brandveiligheidsniveau, hoe stem je af op andere brandveiligheidsvoorzieningen, welke investering moet je doen en wat zijn de (mogelijke) besparingen en hoe voorzie je in adequaat beheer en onderhoud van de installatie?

De verschillende, belangrijke criteria bij de keuze en het gebruik van sprinklers in de gebouwde omgeving komen over de bühne tijdens het seminar Waardering van sprinklers, dinsdag 17 mei a.s. bij Van der Valk Utrecht. Organisator FVN (Federatie Veilig Nederland) heeft al een keur aan interessante onderwerpen en sprekers op het voorlopig programma staan. Zo spreekt Ruud van Herpen als Fellow Fire Safety Engineering aan de TU Eindhoven over het combineren van sprinklers met branddetectie in parkeergarages en behandelt Ronald Oldengram, senior-brandveiligheidsadviseur bij DGMR, de opties voor reductie van eisen voor de brandwerendheid van de constructie bij toepassing van een sprinklerinstallatie. Voeg daaraan nog zo’n acht items en inleiders toe en de bezoeker kan een seminar-dag lang de bestaande kennis van sprinklerinstallaties verrijken en misschien wel herijken.

Nieuwe brandveiligheidsregels op komst

28 maart 2022

Voor 2023 staan verschillende belangrijke wijzigingen van de Nederlandse bouwregelgeving op stapel. Veel mutaties betreffen de brandveiligheid van gebouwen.

De gróte verandering gaat al direct op 1 januari van het nieuwe jaar in. Per die datum neemt het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) de plaats in van het Bouwbesluit 2012. De nieuwkomer gaat naar verwachting een scala aan veranderde brandveiligheidsregels bevatten.

Zo geeft de Bbl straks nieuwe (bouwkundige) eisen voor liften in de zogeheten gemeenschappelijke toegankelijkheidssector van grotere wooncomplexen. Op kleinere woongebouwen zijn de eisen niet van toepassing.

Tussen de lift (in een toegankelijkheidssector) en de direct aangrenzende brandcompartimenten dienen de scheidingen voortaan te voldoen aan 60 minuten WBDBO (artikel 4.53, lid 1, Bbl). Voor de lift is straks een voorportaal vereist dat tijdens brand een extra beschermde vluchtroute biedt. Op dit voorportaal mogen geen woningtoegangen uitkomen (artikel 4.77a). Aan de maatvoering van het portaal stelt de Bbl geen nadere voorwaarden. Wel moet ‘t voor rotstoelgebruikers mogelijk zijn om binnen de ruimte te keren.

De elektriciteitsvoorziening van de lift moet zijn ondergebracht in een brandwerendheid afgescheiden ruimte. De scheiding dient minimaal 60 minuten WBDBO te bieden, in de richting van de ruimte met de elektravoorziening.

Doel van deze eisen is om liften beter te beschermen tegen brand en rook, waardoor de lift tijdens een brand beter bruikbaar bij veilig vluchten. Dat is vooral van belang voor minder zelfredzamen die niet (gemakkelijk) zelf via een trap het gebouw kunnen verlaten.

In de loop van volgend jaar wordt via de Bbl eveneens nieuwe brandveiligheidseisen voor parkeergarages van kracht. Wanneer ze ingaan, is nog onbekend. Het Ontwerpbesluit brandveiligheid parkeergarages en normen voor daglicht, waarin de wijzigingen worden voorgesteld, is vorige maand aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer en moet daarna nog door voor advies naar de Raad van State.

Voornaamste verandering is dat parkeergarages onder slaapgebouwen (zoals woongebouwen en logiesgebouwen) in het vervolg bij nieuwbouw moeten worden toegerust met een gecertificeerde, automatische blusinstallatie, bijvoorbeeld een sprinklerinstallatie (artikel 4.223a, Bbl). Uiteraard zijn er uitzonderingen.

De eis geldt niet als de gebruiksfunctie boven de parkeergarage een vloer van een verblijfsgebied heeft op meer dan 13 m boven meetniveau. Daarbij moet aan drie aanvullende voorwaarden worden voldaan. De parkeergarage mag niet groter zijn dan 1.000 m2 en de bovengelegen gebruiksfunctie dient te beschikken over minimaal één vluchtroute die níet te bereiken is vanuit de parkeergarage. Bij brand in de parkeergarage dient deze vluchtroute bruikbaar blijven voor personen die vanuit de bovengelegen gebruiksfunctie naar het aansluitende (buiten)terrein willen wegkomen.

Het derde voorbehoud is dat er geen automatisch parkeersysteem wordt gebruikt. Bij een dergelijk parkeersysteem staan de voertuigen dikwijls heel dicht naast en soms ook boven elkaar opgesteld. Het risico op een grote en langdurige brand is dan groter dan bij een gangbare parkeergarages.

Oók als de bovenliggende gebruiksfunctie géén verblijfsvloer op meer dan 13 m hoogte heeft, kán de eis van een automatische blusinstallatie vervallen. Maar de eis blijft ook dan geldig, als de garage groter is dan 1.000 m2 én de bovengelegen gebruiksfunctie slechts één vluchtroute heeft die vanuit de garage bereikbaar is.

Voor begin 2023 staat de langverbeide aanscherping gepland van de brandklasse-eisen voor gevels van hoge gebouwen. Eind oktober vorig jaar heeft toenmalig minister van Binnenlandse Zaken, Kasja Ollengren, de Tweede Kamer hierover al in kennis gesteld. De benodigde voorhangprocedure van het wetsvoorstel in de Eerste en Tweede Kamer start nog dit jaar.

Naar verwachting blijft de aanscherping beperkt tot hoge gebouwen die (mede) een slaapfunctie vervullen of waarin minder zelfredzame personen aanwezig zijn óf een combinatie van beide. Voor deze ‘hoog-risico situaties’ zou in plaats van klasse B voortaan klasse A2 (volgens EN 13501-1) moeten worden geëist.

De aanscherping volgt na Engels onderzoek naar de fatale brand in de Grenfell Tower in Londen op 14 juni 2017 en op advies van de Nederlandse ATGB (Adviescommissie Toepassing en Gelijkwaardigheid Bouwvoorschriften) dat de Engelse onderzoeksresultaten heeft beoordeeld op toepasbaarheid voor de Nederlandse (hoog)bouwpraktijk. Waarschijnlijk zullen ook andere aanbevelingen van de ATGB uit deze analyse op termijn in de bouwregelgeving worden verankerd.

  • Foto: Estel Residence, Nijmegen (ontwerp herbestemming: Teake Bouma architectuur/stedenbouw, © Norbert van Onna).

NPR voor testen brandveiligheid van gevels in aantocht

14 maart 2022

Het NEN heeft het startsein gegeven voor de ontwikkeling van een Nederlandse praktijkrichtlijn voor beproeving, op (middel)grote schaal, van de brandveiligheid van gevels. Aanleiding voor deze NPR is een advies van de ATGB (Adviescommissie Toepassing en Gelijkwaardigheid Bouwvoorschriften) om de risico’s van branduitbreiding via de gevels van (woon)gebouwen te beperken.

In opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken nam de ATGB zo’n twee jaar geleden, de conclusies en aanbevelingen onder de loep van de Grenfell Tower Inquiry Phase 1, het grootschalige Engelse onderzoek naar de fatale brand in de Grenfell Tower in Londen op 14 juni 2017. De Adviescommissie ging na of en in hoeverre de Engelse bevindingen van belang zijn voor Nederlandse woongebouwen. Daarnaast keek de commissie ook op grond van eigen ervaringen en inzichten naar mogelijke knelpunten en lacunes in de huidige praktijk van vergunningverlening en bouwen in ons land. In haar eindrapport van maart 2020 stelt de ATGB onder meer enkele essentiële aanpassingen van de vaderlandse bouwregelgeving voor.

Een daarvan is het opstellen van een NPR waarmee op (middel)grote schaal de brandveiligheid van gevels van vooral hogere (woon)gebouwen meer afdoende is vast te stellen dan met de gebruikelijke methodiek van brandklassen volgens de NEN-EN 13501-1. De NPR moet gaan aansluiten bij de beoogde veiligheidsniveaus en ingaan op de representatieve opbouw van proefstukken, de criteria voor klassering en het geldigheidsgebied van de testresultaten, voorzover niet volledig of niet duidelijk genoeg beschreven in de bestaande normen. Ook moet de nieuwe richtlijn de aansluiting van de testresultaten op de beoogde veiligheidsniveaus duidelijk maken.

De NPR dient als tijdelijke richtlijn, in afwachting van een brede Europese testmethode. Zolang deze methode nog niet voor handen is, dienen individuele landen zelf te voorzien in de gewenste adaptie van testrichtlijnen.

  • Heeft u belang bij de toekomstige NPR en wilt u meewerken aan de samenstelling ervan? Stuur een mail naar bi@nen.nl. Voor meer informatie kunt u terecht bij Maarten Geel, consultant Bouw & Installatie, telefoon (015) 2 690 187, bi@nen.nl.
  • Foto: Park Hoog Oostduin, Den Haag (cepezed, © Lucas van der Wee).

Voorlichtingscampagne Stop CO-vergiftiging beleeft editie 2022

22 februari 2022

Koolmonoxide blijft een spreekwoordelijke sluipmoordenaar. Het gas is giftig maar tegelijkertijd onzichtbaar en reukloos waardoor inademing vaak onopgemerkt blijft. Bovendien is ’t lastig een koolmonoxidevergiftiging snel te herkennen. De eerste klachten – zoals hoofdpijn, duizeligheid, misselijkheid, braken – zijn vaak dezelfde als bij een flinke griep. Hierdoor belanden jaarlijks naar schatting honderden personen in het ziekenhuis en eist het gas elk jaar vijf tot tien dodelijke slachtoffers. Vandaar dat de veiligheidsregio’s, Brandweer Nederland en de Nederlandse Brandwonden Stichting ook dit jaar weer gezamenlijk campagne voeren om het brede publiek voor te lichten over de gevaren van CO en de mogelijke maatregelen om CO-vergiftiging te voorkomen.

Onder het motto ‘Stop CO-vergiftiging’ wijst de campagne onder meer op de zorg voor voldoende ventilatie en afdoende onderhoud van de verwarmingsinstallatie. Dat kan de kans op de vorming van koolmonoxide in de ruimte aanzienlijk verkleinen. Binnen de installatiebranche in Nederland is er beslist de bereidheid om verwarmingsinstallaties in woningen voortaan jaarlijks te keuren, laat Carolien Angevaren namens de veiligheidsregio’s weten.

Ook de installatie van een CO-melder wordt bepleit. ‘Per 1 juli van dit jaar wordt een rookmelder in huis verplicht, het liefst zouden we zien dat daar ook een verplichting voor een koolmonoxidemelder bijkomt’, aldus Angevaren. Een CO-melder heeft een sensor die bestaat uit een gel, met daarin onder meer zwavelzuur dat werkt als een elektrolyt. Als deze sensor wordt blootgesteld aan een hogere concentratie CO dan gebruikelijk in de privésfeer, ontstaat een chemische reactie en geeft de melder een alarm af.

Mochten zowel rookmelder als CO-melder verplicht worden, dan zou een combimelder – een melder die zowel rook als koolmonoxide registreert – wel eens uitkomst kunnen bieden. Als ’t aan de brandweer ligt, wordt zo’n combimelder uitsluitend aangebracht in ruimten waarin een verbrandingstoestel aanwezig is. In dergelijke ruimten kan voor de correcte detectie van rook én CO eenzelfde ophanghoogte worden aangehouden, bij voorkeur aan het plafond. In deze ruimten stijgen zowel rook als CO snel op, als gevolg van de warmtelucht die het verbrandingstoestel afgeeft. In ruimten zónder verbrandingstoestel is de lucht koeler: rook stijgt hier wel snel op, CO echter veel minder snel. Het gas zal zich eerst gelijkmatig mengen met de lucht in de ruimte. In deze ruimten zijn dan ook twee separate melders aanbevolen: rookmelder aan het plafond, CO-melder een stuk lager.

Enfin, veel meer adviezen en tips voor het voorkomen en behandelen van koolmonoxidevergiftiging vindt u op www.brandweer.nl/onderwerpen/koolmonoxide

Onveilig gebruik ondermijnt vluchtveiligheid woongebouwen

8 februari 2022

Vooral het brandonveilig gebruik door (onder meer) bewoners staat het veilig ontvluchten van woongebouwen tijdens een brand in de weg. Dat concludeert de Brandweeracademie van het IFV na onderzoek in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.

In het kader van het onderzoek heeft het onderzoeksteam van de Brandweeracademie, onder aanvoering van ing. P.J. van der Graaf, een bezoek gebracht aan 32 verschillende woongebouwen en er de vluchtveiligheid onder de loep genomen. De woongebouwen behoren tot een van de vier veelkomende typen: portiekflat, galerijflat, flat met binnengang dan wel flat met binnenhal. Bij elk gebouw zijn de mogelijkheden tot veilig vluchten visueel geïnspecteerd. Daarbij is ook gekeken naar de risico’s voor het ontstaan van brand, de opties voor het ontdekken en alarmeren van brand, de bouwkundige staat van de vluchtwegen, de zelfredzaamheid van bewoners en de mogelijkheden voor de brandweer om te helpen bij de evacuatie.

Bij het leeuwendeel van de onderzochte woongebouwen blijkt de vluchtveiligheid in het gedrang door brandonveilig gebruik. De onderzoekers constateren deze ‘afwijking’ vooral in combinatie met bewoners die beperkt zelfredzaam (mobiel) zijn. Bij de meeste woongebouwen met een besloten vluchtroute worden vaak, al of niet brandgevaarlijke, objecten op de route aangetroffen. Soms is het manco van bouwkundige aard. Het gaat dan vooral om lekkages in scheidingsconstructies.

Het praktijkonderzoek ‘Vluchtveiligheid van woongebouwen’ is sterk gerelateerd aan de praktijkexperimenten naar rookdistributie in woongebouwen, dat de Brandweeracademie in 2019 en 2020 heeft uitgevoerd in een leegstaand zorgcomplex in Oudewater. Daarbij is nagegaan hoe(zeer) de verspreiding van rook van invloed is op een veilige ontvluchting. Praktijkonderzoek en praktijkexperimenten dienen volgens de Brandweeracademie in hun onderlinge samenhang te worden beschouwd. De complete rapportage van de praktijkexperimenten is hier te downloaden.

Brand Meester!

21 januari 2022

Voorkomen is beter dan blussen. Bekwaam in het bestrijden van brand zult u niet direct worden als u de cursus Brand en brandveiligheid van staal- en staal-betonconstructies van Bouwen met Staal bijwoont. (Daar zijn dan ook weer andere opleidingen voor). Wijzer in het voorkomen van brand wordt u des te meer.

Tijdens de cursus Brand en brandveiligheid van staal- en staal-betonconstructies pikt u – als constructeur, (staal)bouwer of bouwtoezicht-medewerker – uiteraard wel het nodige op over het ontstaan, verloop en mogelijke gevolgen van branden in het algemeen. Maar na deze generieke introductie schakelt Ralph Hamerlinck – de ‘brandmeester’ van Bouwen met Staal – al snel over op concepten voor de brandveiligheid van verdiepinggebouwen en hallen, de wettelijke eisen en de praktische oplossingen om aan die eisen te voldoen. Ook gaat Ralph in op de toepassing van Fire Safety Engineering in de ontwerppraktijk. Daartoe demonstreert hij handige rekentools als Ozone (voor het bepalen van de temperatuurontwikkeling bij natuurlijke brand en de thermische respons van de staalconstructie, op basis van EN 1991-1-2) en CaPaFi (berekening van de opwarming van staalconstructiedelen bij branden in parkeergarages, volgens EN 1991-1-2).

Na zes lessen over brandveiligheid van staalconstructies volgt een tweedelig intermezzo over de brandveiligheid van staal-betonconstructies. Rob Stark (directeur/constructief ontwerper bij IMd Raadgevende Ingenieurs en onlangs ook ingelijfd als onbezoldigd voorzitter van Bouwen met Staal) staat voor de (virtuele) klas met een nadere toelichting op het berekenen van brandwerendheid van staal-betonconstructies volgens de EN 1994-2 en een verklaring van de zogeheten membraanwerking bij staalplaat-betonvloeren op stalen liggers tijdens brand, een fenomeen dat significante besparingen kan opleveren op de brandwerende bescherming van de vloerconstructie. De methode om dit berekenen – MACS+ – wordt tijdens de afsluitende, negende les belicht door Ralph Hamerlinck.

De cursus omvat negen online-sessies óf drie bijeenkomsten op locatie. Dit hangt nog even af van de ontwikkelingen in beperkende coronamaatregelen. De data liggen al wel vast. De aftrap van de cursus is donderdag 24 maart a.s.

Inschrijving Nationale Staalprijs 2022 geopend

3 januari 2022

Sinds Nieuwjaarsdag staat www.nationalestaalprijs.nl open voor ontvangst van uw inzendingen voor de 2022-editie van de tweejaarlijkse prijs voor bouwprojecten waarin staal een hoofd- of bijzondere bijrol vervult. Deelnemen is mogelijk met nieuwbouw- en renovatieprojecten die in 2021 of 2022 zijn opgeleverd dan wel in gebruik genomen. De projecten kunnen in Nederland of in het buitenland staan. Bij een project op vreemde bodem moeten minstens twee projectpartners van Nederlandse komaf zijn.

De inzendingen doen mee in een van de vijf categorieën: utiliteitsbouw, industriebouw, woningbouw, infrastructuur en karakteristieke stalen bouwdelen. Tot die vijfde groep behoren kappen, luifels, masten, daken, trappenhuizen, gevels, balkons, straatmeubilair, interieurelementen en openbaar kunstbezit van staal. Verder kunnen alle projecten meedingen naar de Nationale Duurzaamheidsprijs Staal, de prijs voor het project dat het beste scoort op duurzaamheids- en milieuaspecten.

Inzenden kan tot 1 juni 2022. In juni worden de genomineerden bekend gemaakt, gevolgd door de winnaars in oktober, tijdens de Staalbouwdag.

Het beoordelen en honoreren van projecten is ditmaal aan een vakjury met Wico Ankersmit (Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland), Josine Crone (journalist), Daphe Dekkers (Hillebrand ASK Romein), Cor van Dijken (Circular Organisation for Rebuild), Otto Kettlitz (Nieman-Kettlitz Gevel- en Dakadvies), Marcel Loosen (ABC Vastgoed), Jelle Roks (ABT) en Egbert-Jan Rots (Rotsbouw). Architect Sjoerd Soeters (PPHP) treedt op als juryvoorzitter.

Naast de Nationale Staalprijs en Nationale Duurzaamheidsprijs Staal heeft de jury nog een derde waarderingsinstrument in portefeuille: de ‘Duim van de jury’. Deze pluim is voor projecten die door hun geringe omvang veelal onder de radar blijven, maar in het verfrissend of vernieuwend toepassen van staal toch duidelijk boven het maaiveld blijken uit te steken. Een prijs voor de pareltjes.

  • Foto: winnaar Nationale Staalprijs 2020 – Industriebouw: bedrijfsgebouw Rhenus, Tilburg (Heembouw Architecten, © Michel Klop).

Essentiële Bouwkundige Controlepunten 2022

15 december 2021

Wie heeft ‘m niet op het bureau(blad)? Alweer voor de zeventiende achtereenvolgende keer heeft BBN (Brandveilig Bouwen Nederland) een verse editie uitgebracht van De Essentiële Bouwkundige Controlepunten. De uitgave geeft alle betrokkenen bij de brandveiligheid van gebouwen – van de eigenaar en de architect tot de bouwtoezichtambtenaar, de verzekeraar en de brandweerfunctionaris – belangrijke richtsnoeren en aandachtspunten voor de brandwerendheid van onder meer constructies, glazen daken en gevels, (bedrijfs)deuren en doorvoeringen.

Sinds de eerste uitgave in 2005 worden de controlepunten elk jaar afgestemd op nieuwe of herziene normen en richtlijnen en de nodige nieuwe kennis en inzichten verwerkt. Zo worden in het eerste, inleidende hoofdstuk de nieuwe regels voor rookwerendheid van constructies uit de doeken gedaan met algemene essentiële controlepunten en verduidelijkende tekeningen.

Nieuw in de publicatie is het hoofdstuk ‘overdrukinstallaties’. Aangestuurd door een brandmeldinstallatie zorgt zo’n installatie voor overdruk in een te beveiligen ruimte (bijvoorbeeld een noodtrappenhuis) waardoor rook uit een naastgelegen ruimte niet binnen kan komen. Het is een vorm van rookbeheersing waarvoor het Bouwbesluit geen standaard voorschriften geeft. Wel biedt het Bouwbesluit (via artikel 1.3) de mogelijkheid om de overdrukinstallatie als gelijkwaardige oplossing aan te dragen. Doorgaans zal het bevoegd gezag het beroep op gelijkwaardigheid honoreren als het trappenhuis niet via een niet-besloten ruimte bereikbaar is óf als een verplicht voorportaal ontbreekt. Een voorportaal (of ‘sluis’) is een vereiste bij gebouwen waarin de vloer van het hoogste verblijfsgebied hoger ligt dan 20 m. Een overdrukinstallatie wordt daarnaast eigenlijk standaard toegepast in het trappenhuis bij hoogbouw (boven 70 m). In hoofdstuk 11 van de Essentiële Bouwkundige Controlepunten zijn alle aandachtspunten voor ontwerp, uitvoering en beheer van een overdrukinstallatie bijeengebracht.

Net als eerdere afleveringen heeft BBN de Bouwkundige Controlepunten 2022 samengesteld in samenwerking met Brandweer Nederland en de Vereniging Bouw & Woningtoezicht Nederland. De publicatie is hier als PDF te downloaden.

Kabinet in actie tegen stalbranden

1 december 2021

Het aantal stalbranden in ons land is al jarenlang structureel groot, zo ook het aantal dieren dat bij deze branden het leven laat. Om die aantallen snel te reduceren, komt het demissionaire kabinet nu met een pakket aan brandpreventieve maatregelen, zo heeft Landbouwminister Schouten onlangs per brief aan de Tweede Kamer laten weten.

Het maatregelenpakket van de regering volgt op aanbevelingen van de Onderzoeksraad van de Veiligheid. Tussen oktober 2019 en maart 2021 deed de OVV onderzoek naar oorzaken en gevolgen van branden in veestallen in Nederland, omdat het aantal stalbranden en dierlijke slachtoffers dat hierbij valt de afgelopen jaren onverminderd groot is gebleven. En dat ’t gaat om grote getallen, wijzen alleen al recente jaren uit. In de periode 2012 tot en met 2020 waren er jaarlijks gemiddeld 37 stalbranden, waarvan gemiddeld 17 met dierlijke slachtoffers. Per jaar stierven daarbij gemiddeld 143.000 dieren. Voor het gehele tijdvak van negen jaar is dat dan bijna 1,3 miljoen. De uitkomsten en adviezen van onderzoek werden in maart van dit jaar door de raad wereldkundig gemaakt.

Bij bijna de helft van de onderzochte stalbranden heeft het OVV de oorzaak niet kunnen achterhalen. Is er wél een oorzaak, dan is veelal elektra in het spel. De directe toedracht is dan bijvoorbeeld kortsluiting of een defecte apparaat. Daarom wil minister Schouten vanaf 2023 een jaarlijkse visuele keuring van de elektrische installatie en apparatuur verplicht stellen voor alle veestallen in Nederland. Daarnaast dienen kleinere veehouderijen elke vijf jaar een uitgebreidere en strengere elektra- en zonnestroomkeuring te ondergaan. Voor grotere veebedrijven geldt deze verplichting zelfs een keer per drie jaar. Die hogere frequentie is nodig omdat bij elektriciteitsbranden veel dierlijke slachtoffers vallen en in de grotere (mega) stallen relatief veel dieren staan.

Ook gaat de minister strenge eisen stellen aan de brandveiligheid van de technische ruimte. Vooral grotere veehouderijen hebben zo’n ruimte met daarin de technische installaties en apparaten. Voorkomen moet worden dat een brand in deze ruimte overslaat naar de dierverblijven. Daarom moet deze technische ruimte voortaan worden uitgevoerd als brandcompartiment dat voldoet aan 60 minuten wbdbo. Bovendien dient het compartiment te zijn toegerust met een branddetectiesysteem. Deze verplichtingen gaan gelden voor zowel bestaande stallen als nieuwbouw.

Daarnaast gaat de minister van Landbouw grenzen stellen aan het aantal dieren per verblijf/compartiment. Het ministerie van Binnenlandse Zaken, dat het bouwen in portefeuille heeft, zal nagaan of de toegestane omvang van brandcompartimenten bij nieuwbouw of verbouwing van veestallen moet worden verkleind.

Menselijk handelen, bijvoorbeeld het onoordeelkundig uitvoeren van werkzaamheden, is dikwijls een belangrijke oorzakelijke factor, zo bevestigt het OVV-onderzoek. Daarom dienen grote veehouderijen vanaf 2024 te beschikken over een ‘veiligheidsmanager’, bijvoorbeeld de bedrijfsvoerder, die via een cursus is bijgespijkerd over risico’s en preventie van stalbranden.

’t Is niet voor het eerst dat de Rijksoverheid maatregelen voor verbeterde brandveiligheid van veestallen afkondigt. In 2014 zijn al enkele nieuwe eisen in het Bouwbesluit opgenomen. In 2018 zijn de NEN 6060 en 6079 geschikt gemaakt voor (compartimentering van) veestallen. De huidige regels en richtlijnen zijn echter uitsluitend van toepassing op nieuwbouw en verbouw, niet op de ‘onaangeroerde’ bestaande voorraad.

Ook publiek-private initiatieven zoals de Actieplannen Stalbranden 2012–2016 en Stalbranden 2018–2022 hebben volgens de OVV onvoldoende bijgedragen aan het terugdringen van stalbranden en slachtoffers. Dat vergt een nieuwe, meer resultaatgerichte aanpak, vindt de OVV, waarin de minister van Landbouw de regie moet voeren. Op haar beurt heeft de bewindsvrouw beloofd de Tweede Kamer jaarlijks te informeren over de voortgang en resultaten van die nieuwe aanpak en desnoods tussentijds aanvullende maatregelen te treffen voor een versnelde afname van branden in veestallen.

  • De Kamerbrief Aanpak van Stalbranden en bijlagen (waaronder de Voortgangsrapportage 2020 – Actieplan Brandveilige Veestallen 2018–2022) kunt u hier downloaden.

Zwaardere eisen voor gevels van hoogbouw in aantocht

9 november 2021

Demissionair minister Ollongren van Binnenlandse Zaken is voornemens de brandklasse-eisen voor gevels van hoge gebouwen te verzwaren. De bewindsvrouw heeft dat eind vorige maand per brief aan de Tweede Kamer kenbaar gemaakt.

Op advies van de ATGB (Adviescommissie Toepassing en Gelijkwaardigheid Bouwvoorschriften) heeft de minister DGMR laten onderzoeken of de huidige brandklasse-eisen voor gebouwgevels toereikend zijn voor risicovolle situaties. Aanleiding: de brand in de Grenfell Tower in Londen, in juni 2017 en de eerste aanbevelingen na dit fatale incident van de ATGB. DGMR heeft het onderzoek afgelopen maand afgerond.

Tijdens het onderzoek hebben Peter van de Leur en Rudolf van Mierlo de huidige wettelijke brandveiligheidseisen geanalyseerd en eventuele onduidelijkheden en onzekerheden tegen het licht gehouden. Daarna hebben ze brandrisico’s in relatie tot gevels, branduitbreidingsscenario’s via de gevel en situaties met hoge brandrisico’s in kaart gebracht. Afsluitend presenteert het onderzoek een overzicht van mogelijke maatregelen en criteria bij de keuze uit dit pallet.

Uit hun bevindingen, gebaseerd op studie van literatuur en praktijkcases én praktijkervaring, trekken de twee onderzoekers een scala aan kritische conclusies over de effectiviteit en duidelijkheid van de wet- en regelgeving (Bouwbesluit 2012 en EN 13501-1), de geldende veiligheidsniveaus en de verhouding tussen de regels en de (bouw)praktijk.

Zo stellen de onderzoekers dat de klassering volgens EN 13501-1, de basis voor het formuleren van prestatie-eisen aan het brandgedrag van gevels, te weinig inzicht biedt in de prestaties van gevels in de praktijk. De standaardtest waarop de klassering is gebaseerd, kent beperkingen als ’t gaat om omvang van de brand, schaal (grootte van proefstukken) en representativiteit voor praktijksituaties (bijvoorbeeld ten aanzien van aansluitdetails en ventilatiecondities). Hierdoor worden risicovolle situaties vaak niet herkend.

Op grond van praktijkbranden in ons land gaat DGMR er van uit dat een gevelbrand binnen de bestaande gebouwenvoorraad géén onacceptabele kans op slachtoffers geeft. Toch is voor nieuwbouw, recent opgeleverde gebouwen en kleine categorieën oudere gebouwen onduidelijk of het brandgedrag van gevels met een brandklasse B niet een belangrijke (deel)oorzaak kan worden voor een fatale afloop. De kans op slachtoffers bij gevelbranden in deze gebouwen is duidelijk groter dan gemiddeld voor de bestaande bouw. Daarbij weegt onder meer mee dat de materialisatie en detaillering van gevels de laatste tijd verandering doormaakt, in of aan de gevels steeds vaker installatietechnische voorzieningen (bijvoorbeeld zonnepanelen) worden aangebracht en het aantal verminderd zelfredzame gebruikers van gebouwen toeneemt.

Daarom vindt het adviesbureau een beperkte aanscherping van de voorschriften gewenst. In ‘hoog-risico situaties’ zou voor de gevels voortaan klasse A2-eis moeten gelden (in plaats van klasse B). Hierop zijn wel tal van uitzonderingen van toepassing, temeer omdat ‘t met de huidige technieken nog buitengewoon lastig is om gevels te bouwen die (ruim) voldoen aan klasse A2 volgens EN 13501-1. Voor bijvoorbeeld deuren, kozijnen, beglazing en spouwfolies is klasse B, praktisch gezien, eigenlijk de hoogst haalbare.

De ATGB heeft, op ministerieel verzoek, het onderzoek beoordeeld en schaart zich achter de conclusies en aanbevelingen. Daarop heeft minister Ollengren een aanscherping aangekondigd van de brandklasse-eisen voor de ‘hoog-risico situaties’: hoge gebouwen met een slaapfunctie, hoge gebouwen met daarin (veel) minder-zelfredzame personen en combinaties van beide.

De aanscherping wordt uitgewerkt in een wijziging van het Besluit Bouwwerken Leefomgeving (BbL). Naar verwachting gaat de wijziging volgend jaar, in het kader van de voorhangprocedure, naar de Tweede Kamer.

Met het DGMR-onderzoek en de aanscherping van regels geeft de minister naar eigen zeggen ook reactie op de motie van de Tweede Kamerleden Beckerman en Bromet van april 2021. Hierin wordt de minister verzocht na te gaan of de bouwregelgeving aanpassing behoeft, vanwege het groeiende inzet van ongebruikelijke materialen bij hoogbouw.

De motie was voor de minister extra aanleiding om het NEN te vragen de verhouding tussen de huidige brandveiligheidsnormen (aangestuurd door het Bouwbesluit) en nieuwe toepassingen van hout te verkennen en aan te geven welke eventuele aanpassingen van de regels nodig zijn. Deze verkenning wordt momenteel in NEN-verband uitgevoerd.

Daarnaast lopen nog diverse andere studies in opdracht van de minister. Zo doet het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) studie naar de beperking van rookverspreiding in woongebouwen en DGMR naar de beperking van branduitbreiding. Nieman Raadgevende Ingenieurs is in samenspraak met gemeenten en partijen in de bouw bezig met een protocol voor het borgen van de brandveiligheid van gevels bij nieuwbouwprojecten. En dat correspondeert dan weer met een constatering in het DGMR-onderzoek: ‘Een belangrijk deel van de brand-onveiligheid in de bouw zit niet in het niveau van eisen, maar in de toepassing ervan’.

  • Het DGMR-rapport en de brief van de minister aan de Tweede Kamer kunt u hier downloaden.
  • Foto: woongebouw Haasje Over, Eindhoven (VMX Architects, © Marcel van der Burg).

Automatische blusinstallatie binnenkort vereist voor parkeergarages onder hoge nieuwe slaapgebouwen

2 november 2021

Bij nieuwbouw van verdiepinggebouwen met een slaapfunctie, zoals woongebouwen, hotels en verzorgingshuizen, met onderliggende parkeergarage wil het ministerie van Binnenlandse Zaken een automatische blusinstallatie (sprinklerinstallatie) in de garage verplicht stellen. Nu de internetconsultatie is afgerond, lijkt de weg vrij om de verplichting te verankeren in het Besluit bouwwerken leefomgeving (BbL, opvolger Bouwbesluit) per 2022.

Mede op verzoek van het OPB (Overlegplatform Bouwregelgeving) heeft het ministerie wel eerst aangeklopt bij het IFV (Instituut Fysieke Veiligheid) om de voorgenomen wetswijziging inhoudelijk te onderbouwen. Het onderzoeksinstituut is gevraagd de brandveiligheidsrisico’s van parkeergarages onder gebouwen gedetailleerd in kaart te brengen, na te gaan of en in hoeverre de inzet van een automatische blusinstallatie voor beheersing van deze risico’s effectiever is dan andere concepten én de eis van een automatische blusinstallatie uit te werken voor verschillende combinaties van slaap- en parkeerfunctie.

Het IFV-onderzoek, eind maart van dit jaar afgerond, bevestigt dat de kans op brand en brandvoortplanting in parkeergarages de afgelopen jaren is toegenomen, omdat steeds meer voertuigen zijn uitgevoerd met kunststof en steeds vaker elektrisch worden aangedreven. Hierdoor ontstaat niet alleen groter risico op branddoorslag. Ook loopt de draagconstructie meer kans op bezwijken als gevolg van een langdurige (en hoge) thermische belasting, langer dan waarmee de regels voor parkeergarages nu rekening houden. Bovendien geeft een brand in een parkeergarage vandaag de dag een grotere rookproductie en snelle rookverspreiding, ook naar de bovenliggende (slaap)verdiepingen. Daardoor lopen de gebruikers van het gebouw, waaronder vaak ook verminderd zelfredzamen, verhoogd veiligheidsrisico.

In het licht van mogelijke beheersings- en bestrijdingsscenarios in parkeergarages zien de onderzoekers steeds minder perspectief voor snelle repressie door de brandweer en daarmee weinig heil in de offensieve brandweerinzet. Daarbij zijn bij zo’n operatie de veiligheidsrisico’s aanmerkelijk toegenomen, voor zowel het brandweerpersoneel tijdens bluswerkzaamheden als voor gebruikers én brandweer tijdens de ontruiming.

Op grond van al deze bevindingen prefereert het IFV de inzet van de automatische blusinstallatie boven die van twee andere effectbeperkende concepten: ‘verbeterde brandweerinzet’ en ‘opwaardering constructie draag- en scheidingsconstructies’.

Door een automatische blusinstallatie blijft een brand in een parkeergarage volgens het IFV langer lokaal, beperkt tot bijvoorbeeld één of een klein aantal voertuigen. Hierdoor neemt het risico op brandvoortplanting af en de draagconstructie wordt minder hoog en minder langdurig thermisch belast. Gebruikers krijgen meer tijd om zelfstandig te vluchten en de brandweer kan de situatie gemakkelijker beheersen en heeft meer armslag voor een binneninzet.

De eis voor een automatische blusinstallatie heeft het IFV uitgewerkt voor een viertal combinaties van een parkeergarage (groter of kleiner dan 1.000 m2 (grenswaarde Bouwbesluit)) en een slaapgebouw (hoger of lager dan 13 m (grenswaarde Bouwbesluit)). Het instituut voegt hieraan toe dat zo’n installatie niet altijd een ‘must’ hoeft te zijn. Voor de categorie slaapgebouwen lager dan 13 m met eronder een parkeervoorziening groter dan 1.000 m2 wordt aanbevolen om sprinklers in elk geval wél verplicht te stellen indien het slaapgebouw slechts beschikt over één enkele vluchtweg die bereikbaar is vanuit de parkeergarage.

Norm voor rookmelders in woningen herzien

22 oktober 2021

Rookmelders: voor nieuwbouwwoningen zijn ze al verplicht, maar per 1 juli volgend jaar dient élke woning in Nederland ermee te zijn toegerust. Met die aanstaande verplichting voor bestaande woningen komt de herziene versie van de NEN 2555 ‘Brandveiligheid van gebouwen – Rookmelders voor woonfuncties’ als geroepen. Het ontwerp van de herziening is al klaar.

In samenspraak met Federatie veilig Nederland heeft het NEN de bestaande norm verbreed met richtsnoeren voor rookmelders in de bestaande woningbouw. Ook legt de herziening meer nadruk op het koppelen van rookmelders. Daarmee sluit de norm aan op resultaten en aanbevelingen van onderzoek door het Instituut voor Fysieke Veiligheid (IFV).

De eisen voor het projecteren van melders zijn vereenvoudigd en verduidelijkt, zodat ook minder ingevoerde woningeigenaren en gebruikers de voorschriften gemakkelijker vatten. Verder zijn voorschriften voor veiligheid en onderhoud en vervanging toegevoegd en wordt verwezen naar aanvullende vormen van alarmering van doven en slechthorenden.

Het ontwerp van de NEN 2555:2021 is tot 1 januari 2022 in te zien en desgewenst te becommentariëren via Normontwerpen.nen.nl.

NEN 2555 wordt aangewezen als norm voor het correct toepassen van rookmelders in woningen vanuit het Bouwbesluit 2012, artikel 6.21. Dit artikel geeft aan dat rookmelders moeten worden aangebracht in besloten ruimten waardoor een vluchtroute loopt, tussen de uitgang van een verblijfsruimte en de uitgang van de woonfunctie. Deze eis geldt niet als de woonfunctie al is voorzien van een brandmeldinstallatie.

In geval van kamerverhuur moeten niet alleen de ruimten van de vluchtroute een rookmelder krijgen, maar ook alle afzonderlijke verblijfsruimten. Uitzondering hierop is de verblijfsruimte in een wooneenheid, indien de wooneenheden zijn gesitueerd in een beschermd sub-brandcompartiment.

Het toepassingsgebied van de NEN 2555 blijft niet tot de woonfunctie beperkt. Ook logies- en bijeenkomstfuncties voor kinderopvang, waarvoor een brandmeldinstallatie niet is vereist, dienen rookmelders volgens NEN 2555 te hebben.

  • Foto: Robbshop.

Meer schadeclaims na woningbrand

14 oktober 2021

Voor ’t eerst in enkele jaren is het aantal claims voor vergoeding van schade als gevolg van woningbrand weer gestegen, meldt het Verbond van Verzekeraars.

Het afgelopen jaar verwerkte het verbond in totaal 66.657 aanvragen, een jaar eerder was dat nog 64.879. Daarmee is de daling van voorbije jaren tot stilstand gekomen. In 2017 werden nog ruim 91.000 claims opgetekend. Wel valt in 2020 het gemiddelde schadebedrag flink lager uit: 3.377 euro tegenover 3.822 euro in 2019. Niettemin blijft de som fors, vergeleken met bijvoorbeeld het jaar 2017 toen ’t per claim nog draaide om 2.159 euro gemiddeld. Voor het afwikkelen van alle meldingen waren de verzekeraars gezamenlijk zo’n 225 miljoen euro kwijt. Vorig jaar kwam dat totaalbedrag uit op 248 miljoen euro.

Voor de groei in claims ziet het Verbond van Verzekeraars een verklaring in de coronacrisis. Aanzienlijk meer mensen waren aanzienlijk langer thuis dan gebruikelijk, waarmee de kans op woningbrand toeneemt. Per duizend woningen werden gemiddeld bijna 11 woningen het afgelopen jaar door brand getroffen. Menselijk handelen, kortsluiting en werkzaamheden waren de meest voorkomende oorzaken. De meeste claims ontvingen de verzekeraars tijdens de jaarwisseling en vanuit de provincies Overijssel, Noord-Brabant en Limburg.

In een reactie op de cijfers van de verzekeringskoepel laat Rob Baardse, directeur Nederlandse Brandwonden Stichting, weten dat twee op de drie patiënten in de brandwondencentra in Groningen, Beverwijk en Rotterdam gewond zijn geraakt tijdens woningbrand of een ander ongeval in de woonomgeving. ‘We zien dat modern meubilair en oplaadbare apparaten zorgen voor heviger en gevaarlijker branden dan vroeger’, voegt Baardse toe. Brandweer Nederland denkt dat rookmelders in de woning, verplicht per 1 juli volgend jaar, helpen om woningbranden in een vroeg stadium te ontdekken. Uiteraard dienen die melders dan wel goed te werken en op de juiste plaats te zijn aangebracht. Volgens de organisatie mankeert ’t hier dikwijls nog aan.

  • Foto: A.A. Sound Safe.

Lessen uit Arnhemse flatbrand: brandveiligheidsregels voor meubilair, toezicht op vluchtwegen

24 september 2021

Als het gaat om voorschriften op het gebied van de brandveiligheid van meubilair, gedraagt Nederland zich als het slechtste jongetje van de Europese klas. In nagenoeg alle Europese landen gelden eisen voor de brandveiligheid van meubels, Nederland kent er geen. De Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) vindt dat ons land snel orde op zaken moet stellen.

Op jaarbasis overlijden in ons land zo’n tien personen bij woningbranden als gevolg van brandgevaarlijk meubilair. En het aantal gewonden ligt elk jaar zo rond de honderd. ‘De brandweer heeft er al vaker op gewezen en wij sluiten ons hier sterk bij aan. De Nederlandse overheid moet eisen stellen aan brandvertraging bij meubilair en matrassen. Dat spaart echt levens’, stelt OVV-voorzitter Jeroen Dijsselbloem naar aanleiding van de presentatie van het rapport van onderzoek naar de fatale brand in een galerijflat aan het Gelderseplein in Arnhem in de nieuwjaarsnacht van 2020. Bij de brand kwamen twee mensen om het leven.

In de flat ontstond brand doordat vuurwerk belandde in een bankstel dat, tegen de regels in, in de entreehal stond. Het bankstel was gevuld met licht ontvlambaar kunststofschuim. Het bankstel vatte razendsnel vlam, in korte tijd ontwikkelde zich een hevige brand. Hierbij ontstond veel giftige rook die zich snel verspreidde. De vader en zoon van een jong gezin dat tijdens de brand vastzat in de lift, kwamen door verstikking om het leven. De andere twee gezinsleden raakten zwaargewond.

‘Kunststofschuim is het standaard vulmiddel voor banken. In dit geval was licht consumentenvuurwerk al voldoende om de brand tot ontwikkeling te brengen’, stelt Dijsselbloem vast. Vlamvertragers kunnen volgens de OVV meubels brandveiliger maken. Minpunt is wel dat het gebruik schadelijk kan zijn voor gezondheid en milieu. ‘Er zijn tegenwoordig ook minder schadelijke vlamvertragers beschikbaar en er komen innovatieve oplossingen op de markt om meubels en matrassen brandveiliger te maken’, aldus de OVV.

Naast de brandrisico’s van meubilair brengt het OVV-onderzoeksrapport nog een ander belangrijk verbeterpunt van de brandveiligheid in woongebouwen onder de aandacht: de vluchtroute. Zoals veel andere appartementengebouwen bood het flatgebouw in Arnhem slechts één vluchtweg en juist daar woedde de brand. Bovendien werd de vluchtweg geblokkeerd door het bankstel in de entreehal. Daarom is het obstakelvrij en brandveilig houden van deze enige vluchtroute van levensbelang, stelt de onderzoeksraad. Gebouweigenaren zijn hiervoor verantwoordelijk, zij moeten meer doen om deze verantwoordelijkheid waar te maken. Ook gemeenten dienen hierop actief toezicht te houden.

De minister van Binnenlandse Zaken wordt dan ook aanbevolen te zorgen voor beter toezicht op brandveiligheid van woongebouwen. De minister van Medische Zorg en Sport krijgt het advies om wet- en regelgeving in het leven te roepen om meubels en matrassen brandveiliger te maken. Eind van het jaar gaat de raad na wat de overheid met de aanbevelingen heeft gedaan.

Grenfell Tower vervroegd gesloopt

12 september 2021

De Grenfell Tower in Londen wordt naar verwachting eerder afgebroken dan tot nu aangenomen. Het definitieve sloopbesluit wordt waarschijnlijk nog deze maand genomen.

Reden tot vervroegde afbraak is dat het gebouw een grote bedreiging vormt voor de omgeving, waaronder een naburige school. Diverse experts zijn ‘ondubbelzinnig’ voorstander van snelle sloop, zo blijkt uit recente berichtgeving door The Sunday Times. Wel vinden ze dat de ontmanteling van het 23 laagse woongebouw zorgvuldig moet worden aangepakt.

Nabestaanden van de 71 dodelijke slachtoffers die de brand opeiste, zijn onaangenaam verrast door de aankondiging. Van regeringswege zou hen zijn verzekerd dat de sloop niet vóór juni volgend jaar doorgang zou vinden. Dan is het precies vijf jaar geleden dat de brand uitbrak. Ook zou de overheid eerst advies bij nabestaanden inwinnen, alvorens een besluit te nemen. De nabestaanden menen dat het gebouw nog van betekenis kan zijn bij lopende en aankomende rechtszaken. Sloop is ook volgens hen onafwendbaar, maar dan niet op zo’n korte termijn.

Fire is out!

27 augustus 2021

In kennisoverdracht en voorlichting over de brandveiligheid van staalconstructies raakt Bouwen met Staal maar niet uitgeblust. Zo heeft de kennisorganisatie onlangs de Engelstalige versie gepubliceerd van het bestaande Nederlandse boek Brand.

‘Fire. Fire safety and fire resistant design of steel structures for buildings according to Eurocode 3 (Steel Design 2)’ is, net als zijn Nederlandse evenknie, bestemd voor de ontwerp-, bouw- en brandveiligheidspraktijk én het onderwijs. De Engelstalige uitgave komt op het moment dat zowel praktijk als onderwijs steeds meer internationaal georiënteerd raken en het Engels, soms zelfs verplicht, de voertaal is bij colleges, stages of bouwvergaderingen.

Voor de vertaling heeft auteur / brandveiligheidsadviseur Ralph Hamerlinck (Bouwen met Staal en Adviesbureau Hamerlinck) de teksten en beelden van de bestaande publicatie nog eens tegen het licht gehouden en waar nodig geactualiseerd. Het Nederlandse boek is in 2010 geïntroduceerd en heeft in 2015 een update ondergaan. De tekst van de nieuwe Engelse editie sluit aan op de (Engelse) EN-versie van de Eurocode. Bij de Engelse editie gaat een annex voor gebruik in Nederland. Op verschillende onderdelen geeft deze Annex NL een toelichting op de toepasselijke bepalingen in het Bouwbesluit 2012 (de Dutch Building Decree) of voorschriften in de Nederlandse Nationale Bijlage bij een Eurocode uit de serie NEN-EN 1990 tot en met NEN-EN 1994. Daarnaast verwijst de Annex geregeld naar richtlijnen, modellen en methoden die specifiek voor Nederland gelden.

Engelse en Nederlandse versie zijn gemakkelijk naast elkaar te gebruiken, want de indeling is nagenoeg dezelfde. Ook het Engelse boek trapt af met een beschrijving van de doelen van brandveiligheid, brandveiligheidseisen en de concepten en oplossingen voor een brandveilig stalen gebouw.

Aparte hoofdstukken zijn gereserveerd voor het berekenen van brandwerendheid van staalconstructies en voor Fire Safety Engineering (FSE). FSE komt aan de orde bij vier verschillende hoofdscenario’s: FSE bij een natuurlijke brand zonder flashover, bij natuurlijke brand mét flashover, bij staalconstructies buiten het gebouw en bij standaard-brand waarbij het systeemgedrag van de draagconstructie met stalen liggers en staalplaat-betonvloeren wordt meegewogen (systeembenadering).

Geheel in lijn met zijn Nederlandse equivalent sluit het Engelse boek af met ontwerptabellen met de doorsnedeklasse, profielfactor en kritieke temperatuur van gangbare staalprofielen in de verschillende staalsoorten. Nieuw is een tabel met de profielfactor voor (onbeklede) verzinkte I- en H-profielen.

  • Het 164 pagina’s dikke Fire is verkrijgbaar bij Bouwen met Staal voor € 81,75 óf € 76,25 als u of uw bedrijf lid is van Bouwen met Staal. Het net iets dunnere Brand (148 pagina’s) is ook nog gewoon te bestellen, desgewenst in een attractief geprijsde bundel met het verwante boek Leren van Instortingen.

Brandveiligheid gevels per 2021

16 augustus 2021

Na meerdere, drukbezochte sessies in 2019 en 2020 wijdt het NEN dit jaar wederom een studiedag aan de brandveiligheid van gevels van gebouwen. Want na de wereldschokkende brand in de Grenfell Tower in Londen op 14 juni 2017 heeft de zorg voor brandveilige gebouwgevels – ook in Nederland – allerminst aan actueel belang ingeboet.

Tijdens de studiedag op dinsdagmiddag 2 november, ditmaal online vanwege corona-restricties, geeft algemeen directeur van de Vereniging Bouw&Woningtoezicht Nederland, Wico Ankersmit een update van de inventarisatie van gevels door de Nederlandse gemeenten. Eind 2018 ontvingen zij van toenmalig minister Ollengren van Binnenlandse Zaken de dringende oproep om in kaart te brengen welke overheidsgebouwen binnen hun gemeentegrenzen verhoogd risico lopen op brand in de gevel. Wico Ankersmit laat weten hoe de verschillende gemeenten hiermee tot op heden gevorderd zijn en wat de inspecties aan leerrijke bevindingen hebben opgeleverd. Ook blikt Wico vooruit op de vergunningverlening onder het regime van de Omgevingswet die volgend jaar juli in werking treedt. In deze nieuwe wet worden 26 bestaande wettelijke regels op het gebied van leefomgeving en ruimtelijke ordening, waaronder het bouwen, vereenvoudigd samengevoegd.

Bij het ministeriële appel van drie jaar geleden werd de gemeente tevens verzocht lokale private gebouweigenaren en -verhuurders aan te moedigen tot risicoverkenning van hún onroerende zaken. Tijdens de studiedag deelt Wim Hamelink, als vicevoorzitter van een Vereniging van Eigenaren van een appartementencomplex in Terneuzen, zijn ervaringen met zo’n gevelcheck: hoe kom je aan de benodigde tekeningen, hoe kun je een gevelonderdeel laten testen, hoe wissel de opgedane kennis uit met aanpalende VvE’s?

Dat maakt de studiedag niet alleen interessant voor de professional bij bijvoorbeeld architectenbureau, bouwonderneming of veiligheidsregio, ook de particuliere gebouweigenaar, beheerder of huurder vindt er veel van de informatieve gading. Het voorlopig programma en de registratie-button voor gratis deelname vindt u op www.brandveiligheid-gevels.nen-evenementen.nl

Als hulp bij het opsporen en beoordelen van gevelbrandrisico’s bij gebouwen stelt het Ministerie van Binnenlandse Zaken gratis de BZK-risicotool Brandveiligheid gevels beschikbaar. De tool en de bijbehorende toelichting, de Handreiking Beoordeling brandveiligheid gevels, het Protocol inventarisatie en onderzoek brandveiligheid gevels en de toenmalige brief van minister aan de gemeenten zijn hier kosteloos te downloaden.

  • Foto: Eyescan, Utrecht (Architectenburo Guido Bakker).

Verstekwaarden NEN 6079 langer geldig

13 juli 2021

Het NEN heeft de geldigheid van de verstekwaarden in de NEN 6079 ‘Brandveiligheid van grote compartimenten, risicobenadering’ verlengd. In de huidige norm uit 2016 staat vermeld dat de verstekwaarden voor nieuwbouw of complete vernieuwbouw van gebouwen ná 1 januari 2020 niet meer mogen worden gebruikt. Sinds 2018 wordt echter gewerkt aan een herziene NEN 6079. Zolang deze nieuwe versie nog niet is gepubliceerd, zijn de verstekwaarden in de bestaande editie (NEN 6079+C1:2016 nl) nog gewoon van toepassing, zo heeft de normcommissie Brandveiligheid van Bouwwerken onlangs besloten.

NEN 6079 biedt een probabilistische methode voor het bepalen van brandbeperking en brandbeheersing bij compartimenten die groter zijn dan de maxima die het Bouwbesluit 2012 voorschrijft. Met een beroep op het gelijkwaardigheidsbeginsel (artikel 1.3) in het Bouwbesluit is met de norm vast te stellen of een groter compartiment voldoet aan de functionele eisen in de artikelen 2.81/2.87 voor het beperken van brandoverslag naar de aangrenzende, al of niet fictieve bebouwing.

Het geheel probabilistische karakter van de bepalingsmethode maakt het mogelijk om de diverse bouwkundige, installatietechnische en organisatorische brandpreventiemaatregelen en de effectiviteit daarvan mee te wegen in het totale brandrisico. Hiermee is beperken van de omvang van een compartiment niet langer een doel op zich. De methode is bestemd voor industrie- en utiliteitsgebouwen, zowel nieuwbouw als bestaande bouw. Slaapfuncties zoals woningen, ziekenhuizen en hotels vallen buiten het toepassingsgebied.

  • Voor meer informatie over de norm of over het normalisatieproces: Marc Mergeay, consultant Bouw & Installaties, tel. (015) 2 690 367 of e-mail bi@nen.nl
  • Foto: hoofdkantoor REV’IT SPORT, Oss (cepezed | © Lucas van der Wee).

---

Reageren

  • Heeft u vragen, opmerkingen óf een wetenswaardig bericht voor deze pagina? Stuur uw mail naar: brand@bouwenmetstaal.nl